Actuele grondwaterstandindicator
Info
De grondwaterstandindicator is gebaseerd op maandelijkse peilmetingen in het primair meetnet door de VMM, SCK en De Watergroep voor freatische peilfilters met continue meetreeksen van minstens 5 jaar. Die maandelijkse peilmetingen worden aangevuld met dagelijkse modelberekeningen voor de periode 1991 - heden.
- Wil je meer informatie over hoe de grondwaterstandindicator, de kaarten en figuren op deze pagina zijn opgesteld? Neem dan zeker een kijkje op de pagina 'Opbouw grondwaterstandindicator ' en naar de algemene pagina van de grondwaterstandindicator.
- Wil je de grafieken en cijfers van de meest actuele indicator meteen op kaart bekijken in de DOV-verkenner? Neem dan een kijkje op de kaartlaag 'Grondwaterstandindicator freatisch grondwater voor de tijd van het jaar (meest actueel)'.
- Wil je de rapporten van de afgelopen maanden en jaren bekijken, dat kan bij de 'Historische grondwaterstandindicator '.
- De actuele waterschaarste- en droogtetoestand in Vlaanderen kan u vinden op www.opdehoogtevandroogte.be.
datum rapport: 06-10-2025
referentiedatum: 05-10-2025
aantal gebruikte meetplaatsen: 168
Historische vergelijking
De freatische grondwaterstand schommelt tijdens het jaar: hoog op het einde van de winter en laag op het einde van de zomer. Met de grondwaterstandindicator kijken we naar de toestand van het grondwater t.o.v. alle peilen gedurende het jaar (absolute vergelijking) en de toestand voor de tijd van het jaar (relatieve vergelijking).
Absolute vergelijking: Staat het freatisch grondwater hoog of laag (ten opzichte van alle dagelijkse peilen van de referentieperiode)?
Op 05/10/2025 vertoonde 80% van de meetplaatsen een lage (24%) tot zeer lage (56%) freatische grondwaterstand. 14% vertoonde een normale, en 6% een hoge (4%) tot zeer hoge (2%) grondwaterstand (Figuur 1).
Op Figuur 1 zien we in het zomerhalfjaar april t.e.m. september 2025 een duidelijk overgang van hoge naar lage grondwaterstanden, met in september een stabilisatie van de absolute toestand van het freatisch grondwater op het laagste niveau. Begin oktober bevinden we ons op de overgang van het hydrologische zomerseizoen (april-september) naar het hydrologisch winterseizoen (oktober-maart). Een verschuiving naar klassen met hogere grondwaterstanden is vanaf nu te verwachten. Als we vergelijken met het zomerhalfjaar in 2024 zien we grote verschillen: 1) het aandeel (zeer) lage grondwaterstanden in 2024 was steeds véél kleiner dan in 2025, met maximaal 35% (zeer) lage grondwaterstanden in september 2024 t.o.v. ruim 80% in september 2025, 2) de periode met lage grondwaterstanden ving in 2024 enkele maanden later aan, en 3) het afnemen van het aandeel lage grondwaterstanden startte vroeger in 2024. Die verschillen zijn uiteraard te wijten aan het enorme contrast in weersomstandigheden tussen 2024 en 2025: 2024 was in Ukkel het natste jaar sinds 1833 (de start van de metingen), terwijl de periode van maart t.e.m. augustus 2025 de tweede droogste was sinds 1892 (KMI). Ook in september 2025 viel er, behalve in het oosten, minder neerslag dan normaal.
Vanaf 06/10/2025 tonen de scenariogebaseerde voorspellingen dat het aandeel lage tot zeer lage grondwaterstanden tussen 70 en 80% blijft in het normale en het droge weerscenario. Bij een nat scenario zou dat aandeel kunnen dalen tot rond de 45%. Zie de scenariogebaseerde voorspelling van 06/10/2025 tot 05/11/2025 met scenario’s voor normaal, nat en droog weer in de rechterkant van Figuur 1.

Relatieve vergelijking: Wat is de toestand van de freatische grondwaterstand voor de tijd van het jaar?
Op 05/10/2025 vertoonde 63% van de meetlocaties een lage (25%) tot zeer lage (38%), 22% een normale, en 15% een hoge (10%) tot zeer hoge (5%) grondwaterstand voor de tijd van het jaar (Figuur 2).
Op Figuur 2 zien we van midden november 2023 tot begin maart 2025 vooral hoger dan normale grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. Daarna zien we onder invloed van de optredende droogte een algemene toename van het aandeel relatief lage tot zeer lage grondwaterstanden. Vanaf juli 2025 ligt dat aandeel meestal boven de 60%, hoewel er ook wel wat schommelingen zijn als gevolg van het optreden van neerslagevents.
Vanaf 06/10/2025 tonen de scenariogebaseerde voorspellingen aan dat het aandeel lage tot zeer lage grondwaterstanden voor de tijd van het jaar 60% of meer blijft in het normale en het droge weerscenario. Bij een nat scenario zou dat aandeel drastisch kunnen afnemen tot rond de 30%. Zie de scenariogebaseerde voorspelling van 06/10/2025 tot 05/11/2025 voor een normale, natte en droge situatie in de rechterkant van Figuur 2.

Figuur 3 toont de grafiek voor de relatieve toestand van 1/1/2000 tot 1/9/2025. In de periode 2017-2020 en het jaar 2022 waren er duidelijk langere periodes met grotere percentages lage tot zeer lage freatische grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. Iets langere periodes met belangrijke aandelen normale/hoge grondwaterstanden voor de tijd van het jaar kwamen in die jaren nauwelijks voor, met uitzondering van het voorjaar van 2018.
De natte zomer van 2021 en de periode vanaf 2023 staan in sterk contrast met de droge periode daarvoor. Vanaf het najaar van 2023 tot begin maart 2025 zien we overwegend hoge tot zeer hoge relatieve grondwaterstanden. Daarna keert de situatie opnieuw om richting overwegend lager dan normale grondwaterstanden.
Deze (en de verdere) evolutie hangt nauw samen met de hoeveelheid neerslag en verdamping. Samen bepalen ze het neerslagtekort of -overschot. Bij een groter dan normaal neerslagtekort dalen de grondwaterstanden sneller of herstellen ze trager dan normaal, en omgekeerd. Als door klimaatverstoring extreme weersomstandigheden (uitzonderlijk droog of nat) frequenter optreden of langer aanhouden, zal dit zich ook weerspiegelen in de situatie van het freatisch grondwater.

Figuur 4 toont de verdeling van de verschillen (op 168 locaties) tussen het gemiddeld grondwaterpeil voor elk individueel seizoen en het gemiddeld peil voor dat seizoen in de referentieperiode 1991-2020. Deze grafiek toont hoeveel de peilen afwijken van het normale niveau voor een bepaald seizoen. In de lente en zomer van 2024 was de gemiddelde grondwaterstand voor de mediane meetplaats ruim 40 cm hoger dan normaal. Ook in de natte periode 2000-2002 was die stand enkele tientallen centimeter hoger dan normaal. In de periode 2017-2020, met uitschieter herfst 2018, was die stand net enkele tientallen centimeter láger dan normaal. In de lente en zomer van 2025 was de mediane grondwaterstand opnieuw enkele tientallen centimeter lager dan normaal.

Is het freatische grondwater gestegen of gedaald ?
Op 05/10/2025 waren op 60% van de meetplaatsen de (absolute) freatische grondwaterstanden gestegen t.o.v. een maand eerder. Op 25% van de meetplaatsen bleven de peilen stabiel en op 15% was er nog een daling. Begin oktober bevinden we ons op de overgang van het het hydrologische zomerseizoen (april-september) naar het hydrologisch winterseizoen (oktober-maart), waarin een verschuiving naar klassen met hogere (absolute) grondwaterstanden de normale trend is.
Onder invloed van de droogte sinds februari 2025 blijft de toestand van het freatische grondwater overwegend droog: Op 05/10/2025 vertoonde 63% van de meetlocaties een lage (25%) tot zeer lage (38%), 22% een normale, en 15% een hoge (10%) tot zeer hoge (5%) grondwaterstand voor de tijd van het jaar.

Op bepaalde locaties, voornamelijk in het zuidoosten van Vlaanderen, komen ondanks de zeer geringe neerslaghoeveelheden sinds februari 2025 toch nog relatief hoge grondwaterstanden voor. Dat kan verklaard worden door de uiterst natte weersomstandigheden van 2024 die op deze locaties nog steeds doorwerken omwille van de natuurlijke karakteristieken van het watersysteem t.h.v. deze meetpunten.
Worden er volgende maand zeer lage of zeer hoge freatische grondwaterstanden verwacht?
Volgende maand verwachten we bij nat weer op 11% van de meetplaatsen zeer hoge grondwaterstanden (>P90) voor de tijd van het jaar, bij normaal weer op 5%, en bij droog weer nog op 3% van de meetplaatsen. Die meetplaatsen bevinden zich vooral in het oosten van Vlaanderen (Figuur 2 en Figuur 6).

Volgende maand verwachten we bij droog weer op 50% van de meetplaatsen zeer lage (<P10)
grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. Bij normaal en nat weer wordt dat percentage resp.
38 en 13% (Figuur 2 en Figuur 7).

Besluit freatisch grondwater
Onder invloed van de droogte sinds februari 2025 blijft de toestand van het freatische grondwater overwegend lager dan normaal: Op 05/10/2025 vertoonde 63% van de meetlocaties een lage (25%) tot zeer lage (38%), 22% een normale, en 15% een hoge (10%) tot zeer hoge (5%) grondwaterstand voor de tijd van het jaar. Het hydrologisch zomerseizoen in 2025 stond zo in schril contrast met dat van 2024 dat gekenmerkt werd door overwegend hoger dan normale grondwaterstanden. Die verschillen zijn uiteraard te wijten aan het enorme contrast in weersomstandigheden tussen 2024 en 2025: 2024 was in Ukkel het natste jaar sinds 1833 (de start van de metingen), terwijl de periode van maart t.e.m. augustus 2025 de tweede droogste was sinds 1892 (KMI), en er ook in september 2025 op de meeste plaatsen minder neerslag viel dan normaal.
Meer info over de werking van het grondwatersysteem (en de betekenis van lage grondwaterstanden) vind je in dit filmpje. Op dov.vlaanderen.be vind je alle grondwaterstanden, de huidige toestand en de interactieve kaart voor het freatische grondwater.