Woordenlijst grondwater - bij de fiches actiegebieden en waakgebieden grondwater

Afbakening van actie- en waakgebieden – Herstelprogramma’s met gebiedspecifiek beleid

Wanneer bij de kwantitatieve toestandsbeoordeling (conform art. 5 van de KRLW) vastgesteld wordt dat het grondwater zich in een ontoereikende toestand bevindt of de trendanalyse wijst op een negatieve evolutie van de kwantitatieve toestand, dan dienen er maatregelen genomen te worden om deze situatie om te buigen. In Vlaanderen is hiertoe een gebiedsspecifiek beleid uitgewerkt, zgn. herstelprogramma’s, waarbij actiegebieden en waakgebieden werd afgebakend waarbinnen specifieke maatregelen genomen moeten worden om een achteruitgang van de toestand te voorkomen (en te vermijden dat de ontoereikende toestand wordt bereikt), om een trendomkering te veroorzaken en om op lange termijn overal de goede kwantitatieve toestand te bereiken.

 

Afbakening van interesse-, probleem-, actie- en waakgebieden



Volgende begrippen worden in het kader van de opmaak van de herstelprogramma’s gebruikt:
 

Het interessegebied is een eerste afbakening waarbinnen geanalyseerd wordt waar zich precies probleemgebied(en) en/of aandachtsgebied(en) bevinden. De gebieden buiten het Interessegebied worden verondersteld zo wie zo in een goede kwantitatieve toestand te verkeren.

Het probleemgebied is de afbakening waarbinnen zich een ‘losstaand’ kwantiteitsprobleem bevindt. Voor dit gebied worden herstelmaatregelen opgesteld om de kwantiteitsproblemen te verbeteren. Tijdens een volgende planperiode wordt de kwantitatieve toestand van dit Probleemgebied geëvalueerd om het effect van de herstelmaatregelen te evalueren.

Binnen een actiegebied worden eenzelfde set herstelmaatregelen genomen om de kwantitatieve toestand van het probleemgebied (de zone waarbinnen zich een ‘losstaand’ kwantiteitsprobleem bevindt, vastgesteld bv. obv. sterke peildalingen) te verbeteren. Er kunnen verschillende actiegebieden voor één probleemgebied worden opgesteld. Actiegebieden kunnen binnen, gedeeltelijk binnen of buiten het probleemgebied liggen. De herstelmaatregelen die genomen worden in de verschillende actiegebieden van een probleemgebied, dragen samen bij tot het verbeteren van de kwantitatieve toestand van het betreffende probleemgebied. Buiten de actiegebieden geldt het generieke vergunningenbeleid.

Een waakgebied is een gebied waar de kwantitatieve toestand nog goed is, maar waar de druk hoog is en risico’s bestaande dat bij toenemende druk de toestand ontoereikend zou worden. Herstelmaatregelen zijn hier niet nodig, maar bij de aanvraag voor grondwaterwinning moet men wel goed beargumenteren waarom en hoeveel grondwater nodig is en welke specifieke kwaliteitseisen aan het water gesteld worden. Deze gebieden worden door de VMM nauwkeurig opgevolgd, om indien de toestand zou verslechteren, tijdig te kunnen bijsturen.

 

Woordenlijst bij de fiches actiegebieden en waakgebieden grondwater

Figuur bij woordenlijst van de fiches actiegebieden en waakgebieden grondwater

 

Aquifer- en aquitardsystemen: de verschillende hydrogeologische hoofdeenheden binnen de HCOV, di een opeenvolging van geologische lagen beschouwen, die globaal dezelfde hydrologische eigenschappen bezitten en zo één gekoppeld hydrogeologisch geheel vormen. Meer info: HCOV, Meyus et al (2000).

Aquifer: een watervoerende laag of aquifer is één of meer geologische lagen die voldoende poreus en doorlatend zijn om een substantiële grondwaterstroming toe te laten en geschikt zijn voor onttrekking van grondwater (bv. zand, grind, krijtafzettingen).

Aquitard: een waterremmende laag of afsluitende laag, nl. een laag die onvoldoende poreus of slechts heel beperkt doorlatend is voor grondwaterstroming en bijgevolg eerder remmend of afsluitend werkt wat de voeding van de onderliggende lagen betreft (bv. klei).

Depressiezone: ook wel depressietrechter genoemd, is een regio waar als gevolg van overbemaling sterk verlaagde grondwaterpeilen opgemeten worden, al dan niet boven het dak van de laag. In deze regio wordt het normale grondwaterstromingspatroon in de watervoerende laag sterk gewijzigd als gevolg van grondwaterwinning.

Freatisch grondwater: grondwater dat rechtstreeks in verbinding staat met de atmosferische luchtdruk en zich vrij kan bewegen in een freatische watervoerende laag.

Freatisch watervoerende laag: deze laag wordt rechtstreeks gevoed met regenwater en kan in contact staan met oppervlaktewater; de grondwatertafel volgt er normaal een seizoenaal patroon in de tijd.

Gespannen grondwater: het grondwater uit een gespannen watervoerende laag.

Gespannen watervoerende lagen: watervoerende lagen die gelegen zijn onder aquitards. Ze worden deels lateraal gevoed vanuit het gedeelte waar de laag freatisch is, deels doorheen de afsluitende laag. Het waterpeil in een peilbuis stijgt tot boven de top van de watervoerende laag, omdat het grondwater in deze laag onder druk staat. Wanneer de druk zo hoog is dat het water in de boorput stijgt op tot boven het maaiveld, wordt de waterlaag artesisch genoemd.

Grondwaterstand: de hoogte van het grondwater ten opzichte van een referentieniveau (maaiveld, m TAW, …). Deze waterstand is het waterniveau gemeten in een peilbuis, ook stijghoogte genoemd.

Grondwatertafel: niveau van het grondwater in de freatisch watervoerende laag en vormt daar de grens tussen de grondwaterzone (verzadigde zone) en de onverzadigde of capillaire zone.

HCOV: “Hydrogeologische Codering van de Ondergrond van Vlaanderen”, gecodeerde hydrostratigrafische indeling van de ondergrond van Vlaanderen in hydrogeologische hoofd-, sub- en basiseenheden. Zie ook: bijlage 2bis bij titel II van het Vlarem. Meer info: HCOV, Meyus et al (2000).

Hoogwaardige toepassingen: toepassing met strenge kwaliteitseisen die het gebruik van specifieke watersamenstellingen vereisen. De voornaamste zijn de toepassingen die een waterkwaliteit voor menselijke consumptie vereisen. Maar ook andere toepassingen waarvoor strenge kwaliteitseisen gelden, zoals bv. drinkwater voor vee, kunnen hieronder vallen.
Specifieke kwaliteitseisen voor menselijke consumptie zijn vastgelegd in het Decreet d.d. 24 mei 2002 (BS. 23/07/2002) betreffende water bestemd voor menselijke aanwending en in het Koninklijk Besluit d.d. 14 januari 2002 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water dat in voedingsmiddeleninrichtingen verpakt wordt of dat voor de fabricage en/of het in de handel brengen van voedingsmiddelen wordt gebruikt.

Hydrostratigrafie: beschrijving van de geologische opbouw in relatie tot de grondwaterstroming (m.a.w. de afwisseling van watervoerende en waterremmende of afsluitende lagen waaruit de Vlaamse ondergrond is opgebouwd). Meer info:: HCOV, Meyus et al (2000).

Ieperiaan Aquifer (HCOV 0800): deze hydrogeologische hoofdeenheid is eerder beperkt in omvang en bevat de zanden behorende tot de Formatie van Tielt. De Ieperiaan Aquifer wordt als hoofdeenheid beschouwd daar het van groot hydrogeologisch belang is in sommige delen van West- en Oost-Vlaanderen, maar wordt niet verder opgesplitst. Deze hydrogeologische hoofdeenheid wordt gevormd door het Zand van Egem en het Zand van Mont-Panisel, beide behorend tot het Lid van Egem. Meer info:: HCOV, Meyus et al (2000).

Krijt Aquifersysteem (HCOV 1100): deze hydrogeologische hoofdeenheid omvat de Formatie van Houthem, de krijtformaties van Maastricht, Gulpen, Vaals en Aken, de Turoonmergels op het Massief van Brabant en de geologische lagen van het Wealdiaan. Deze hoofdeenheid wordt ingedeeld in vier hydrogeologische subeenheden. Meer info:: HCOV, Meyus et al (2000).

Laagwaardige toepassingen: alle gebruik van water welke niet onder hoogwaardige toepassingen vallen.

Ledo-Paniseliaan-Brusseliaan Aquifersysteem (HCOV 0600): het Aquifersysteem gevormd door de diverse zandlagen van de Formaties van Maldegem (Lid van Wemmel), Lede, Brussel, Aalter en Gent, is een belangrijk watervoerend systeem in Vlaanderen. Deze hydrogeologische hoofdeenheid wordt verder opgedeeld in vier min of meer te onderscheiden subeenheden. Meer info: HCOV, Meyus et al (2000).

Oligoceen Aquifersysteem (HCOV 0400): deze hydrogeologische hoofdeenheid omvat het volledige aquifersysteem tussen de afsluitende lagen van de Boomse klei (Formatie van Boom) en de Bartoon klei (Formatie van Maldegem). Het betreft hier een opeenvolging van al dan niet met elkaar in contact staande watervoerende lagen, gescheiden door niet continue kleilagen van beperkte omvang. Deze hoofdeenheid wordt onder meer gevormd door de lagen behorend tot de Formaties van Bilzen, Borgloon, Sint-Huibrechts-Hern en Zelzate. De hoofdeenheid wordt verder opgedeeld in vijf hydrogeologische subeenheden. Meer info: HCOV, Meyus et al (2000).

Paleoceen Aquifersysteem (HCOV 1000): deze hydrogeologische hoofdeenheid wordt voornamelijk gevormd door de verschillende opeenvolgende watervoerende lagen behorende tot de Groep van Landen (Formaties van Tienen en Hannut) en de Formaties van Heers en Opglabeek. Het betreft hier een sterk heterogeen samengesteld watervoerend pakket, waarin verschillende minder doorlatende kleiige lagen aanwezig zijn. Deze hoofdeenheid wordt verder opgesplitst in drie hydrogeologische subeenheden, waarvan de meest aangeboorde in West-Vlaanderen het Landeniaan Aquifersysteem (HCOV 1010).. Meer info: HCOV, Meyus et al (2000).

Stijghoogte: grondwaterstand of waterniveau gemeten in een peilbuis.

Sokkel (HCOV 1300): deze hydrogeologische hoofdeenheid omvat de geologische formaties van het Primair die de sokkel vormen. Meer in het bijzonder de lagen van het Carboon, Devoon en het Cambro-Siluur. Deze hoofdeenheid wordt verder onderverdeeld in vier subeenheden. Meer info: HCOV, Meyus et al (2000).

Zoutwaterintrusie: het binnendringen van zout water in een zoete aquifer. In de gespannen watervoerende lagen is er van nature een verzoetingsproces aan de gang waarbij het oude mariene formatiewater naar het noorden wordt verdrongen. Door grondwaterwinning kan dit proces vertraagd of zelfs omgekeerd worden. In dit laatste geval is er risico op zoutwaterintrusie (verzilting).