Grondwaterstandindicator 26-03-2021

 Info

De grondwaterstandsindicator is gebaseerd op maandelijkse peilmetingen in het primair meetnet door de VMM, SCK en De Watergroep voor freatische peilfilters met continue meetreeksen van minstens 11 jaar. Die maandelijkse peilmetingen worden aangevuld met dagelijkse modelberekeningen voor de afgelopen 30 jaar.

  • Wil je meer informatie over hoe de grondwaterstandindicator, de kaarten en figuren op deze pagina zijn opgesteld? Neem dan zeker een kijkje op de pagina 'Opbouw grondwaterstandindicator ' en naar de algemene pagina  van de grondwaterstandindicator.
  • Wil je de grafieken en cijfers van de meest actuele indicator meteen op kaart bekijken in de DOV-verkenner ? Neem dan een kijkje op de kaartlaag 'Grondwaterstandindicator freatisch grondwater voor de tijd van het jaar (meest actueel)'.
  • Wil je de rapporten van de afgelopen maanden en jaren bekijken, dat kan bij de 'Historische grondwaterstandindicator '. 
  • De actuele waterschaarste- en droogtetoestand in Vlaanderen kan u vinden op www.opdehoogtevandroogte.be.
  • Het volledige rapport 'Toestand van het watersysteem' kan je vinden op www.waterinfo.be.

datum rapport: 08-04-2021
referentiedatum: 26-03-2021
aantal gebruikte meetplaatsen: 154

Omwille van databanktechnische problemen kan voorlopig enkel de toestand tot 26-3-2021 getoond worden.

Historische vergelijking

De freatische grondwaterstand schommelt gedurende het jaar: hoog in de winter en laag in de zomer. Met de grondwaterstandindicator kijken we naar de toestand van het grondwater t.o.v. alle standen gedurende het jaar (absolute vergelijking) en de toestand voor de tijd van het jaar (relatieve vergelijking).

  • Absolute vergelijking: Staat het freatisch grondwater hoog of laag (ten opzichte van alle dagelijkse peilen van de afgelopen 30 jaar)?

Op 26/3/2021 vertonen de meeste meetplaatsen (89%) een normale tot zeer hoge freatische grondwaterstand (normaal: 55%; hoog: 27%; zeer hoog: 7%). 11% vertoont nog een lage (6%) of zeer lage (5%) grondwaterstand (Figuur 1).

Eind maart bevonden we ons aan het einde van het hydrologische winterseizoen. Een groot aandeel hoge absolute grondwaterstanden is dan de normale toestand. Nadat een natte januari voor een sterke stijging van de percentages meetplaatsen met hoge tot zeer hoge grondwaterstanden zorgde, namen die percentages vanaf midden februari weer af. De afgelopen maand daalde de grondwaterstand op zo’n 70% van de meetplaatsen.

De piek in hoge/zeer hoge grondwaterstanden trad dit jaar midden februari op. Vorig jaar was dat begin maart. Die piek was vorig jaar ook iets hoger. We starten het groeiseizoen dit jaar dus met iets lagere grondwaterstanden dan vorig jaar.

samenvatting_filters_absolute_bron.png
Figuur 1: Absolute toestand van de freatische grondwaterstand: percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand (ten opzichte van alle dagelijkse peilen van de afgelopen 30 jaar). 
In de winter worden vooral hoge grondwaterstanden verwacht, in de zomer vooral lage.

 

  • Relatieve vergelijking: Wat is de toestand van de freatische grondwaterstand voor de tijd van het jaar?

Op 26/3/2021 zijn de freatische grondwaterstanden op 62% van de meetplaatsen laag (32%) tot zeer laag (30%) voor de tijd van het jaar. Op 31% van de locaties zijn de standen normaal voor de tijd van het jaar en op 7% van de locaties hoog tot zeer hoog. Op hetzelfde tijdstip vorig jaar vertoonde ongeveer 20% van de locaties een lage tot zeer lage grondwaterstand (Figuur 2).

Vanaf midden december 2020 tot midden februari 2021 namen de percentages hoge tot zeer hoge grondwaterstanden voor de tijd van het jaar gestaag toe. Maar de opgetreden neerslag de voorbije winter was niet genoeg om de droogtesituatie van vorig(e) jaar(en) weg te werken: vanaf half februari keert de trend weer om en stijgen de percentages lage tot zeer lage grondwaterstanden voor de tijd van het jaar opnieuw, met een stagnatie in maart.

Vorig voorjaar zagen we door de natte periode februari tot half maart 2020 ook een eerder kortstondige periode met meer hoge tot zeer hoge grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. Die piek deed zich vorig jaar een maandje later voor dan dit jaar: begin maart 2020 t.o.v. begin februari dit jaar. Ook was de piek vorig jaar hoger. We starten dit jaar dus het groeiseizoen vanuit een drogere uitgangspositie dan vorig jaar.

samenvatting_filters_relative.png
Figuur 2: Relatieve toestand van de freatische grondwaterstand: percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand voor de tijd van het jaar.

De grafiek voor de relatieve toestand voor de afgelopen 10 jaar (Figuur 3) toont voor de afgelopen 4 jaren duidelijk grotere percentages lage tot zeer lage grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. Iets langere periodes met belangrijke aandelen normale/hoge grondwaterstanden voor de tijd van het jaar kwamen de afgelopen 4 jaar bijna niet voor (uitzondering: voorjaar 2018).

samenvatting_filters_2011-01-31 tot 2021-01-31_relative.png
Figuur 3: Relatieve toestand van de freatische grondwaterstand (2011 – nu): Percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand voor de tijd van het jaar.

 

Is het freatische grondwater gestegen of gedaald ?

Ten opzichte van vorige maand (26/2/’21) zijn de peilen op 70% van de locaties gedaald, op 16% gelijk gebleven en op 14% gestegen. Aan het eind van het hydrologische winterseizoen eind maart zien we normaal een overgang van hoofdzakelijk stijgende peilen naar hoofdzakelijk dalende peilen.

Momenteel vertonen zo’n 62% van de locaties al lage tot zeer lage peilen voor de tijd van het jaar. Deze doen zich verspreid over Vlaanderen voor.

Relatieve grondwaterstandindicator met stijgende/dalende peilen (Figuur 4):

Huidige toestand voor de tijd van het jaar, met verandering van grondwaterstand ten opzichte van vorige maand
Figuur 4: Huidige grondwaterstandsveranderingen en relatieve situering van de huidige freatische grondwaterstand.

 

Worden er volgende maand zeer lage of zeer hoge freatische grondwaterstanden verwacht?

Bij droog of normaal weer verwachten we volgende maand op 7% van de locaties verspreid over Vlaanderen tegelijk absoluut én relatief zeer lage grondwaterstanden, en bij nat weer nog op 5% van de locaties (Figuur 5).

Voorspelling locaties met gelijktijdig zeer lage absolute en relatieve grondwaterstanden volgende maand in functie van verschillende weerscenario's
Figuur 5: Meetplaatsen waar volgende maand absoluut én relatief zeer lage (<P10) freatische grondwaterstanden worden verwacht.

Volgende maand worden er bij nat weer op ca. 23% van de locaties zeer hoge (absolute én relatieve) grondwaterstanden verwacht, bij normaal weer op 6% en bij droog weer nog op 1% van de locaties.

Locaties waar volgende maand zowel met de relatieve als met de absolute vergelijking zeer hoge (>P90) grondwaterstanden worden verwacht
Figuur 6: Meetplaatsen waar volgende maand absoluut én relatief zeer hoge (>P90) freatische grondwaterstanden worden verwacht.

Besluit

Ten opzichte van een maand eerder zijn eind maart de (absolute) freatische grondwaterstanden op 70% van alle meetplaatsen gedaald. Op 14% van de meetplaatsen zijn er stijgingen. Stijgende grondwatertafels zijn de normale trend in het hydrologisch winterseizoen (tot eind maart). 

Op 26/3/2021 vertoont 62% van de meetplaatsen een lage (32%) tot zeer lage (30%) grondwaterstand voor de tijd van het jaar. De natte januari ’21 zorgde dus slechts kort voor een periode met overwegend hoge tot zeer hoge standen voor de tijd van het jaar.

Op het einde van het hydrologisch winterseizoen (tot eind maart) verwachten we de hoogste absolute grondwaterstanden. Op 26/3/2021 vertoont echter slechts zo’n 34% van de meetplaatsen een hoge (27%) tot zeer hoge (7%) absolute grondwaterstand.

We merken op dat er in meer dan de helft van de meetlocaties van zowel grondwaterpeil als oppervlaktewaterdebiet, lage tot zeer lage waarden voor de tijd van het jaar geregistreerd worden. Dat wijst op een duidelijk drogere toestand dan wat we op het einde van een gemiddelde winter verwachten.