Actuele grondwaterstandindicator

Info

De grondwaterstandindicator is gebaseerd op maandelijkse peilmetingen in het primair meetnet door de VMM, SCK en De Watergroep voor freatische peilfilters met continue meetreeksen van minstens 5 jaar. Die maandelijkse peilmetingen worden aangevuld met dagelijkse modelberekeningen voor de periode 1991 - heden.

  • Wil je meer informatie over hoe de grondwaterstandindicator, de kaarten en figuren op deze pagina zijn opgesteld? Neem dan zeker een kijkje op de pagina 'Opbouw grondwaterstandindicator ' en naar de algemene pagina  van de grondwaterstandindicator.
  • Wil je de grafieken en cijfers van de meest actuele indicator meteen op kaart bekijken in de DOV-verkenner? Neem dan een kijkje op de kaartlaag 'Grondwaterstandindicator freatisch grondwater voor de tijd van het jaar (meest actueel)'. 
  • Wil je de rapporten van de afgelopen maanden en jaren bekijken, dat kan bij de 'Historische grondwaterstandindicator '. 
  • De actuele waterschaarste- en droogtetoestand in Vlaanderen kan u vinden op www.opdehoogtevandroogte.be.

datum rapport: 01-07-2025 
referentiedatum: 30-06-2025 
aantal gebruikte meetplaatsen: 169

Historische vergelijking

De freatische grondwaterstand schommelt tijdens het jaar: hoog op het einde van de winter en laag op het einde van de zomer. Met de grondwaterstandindicator kijken we naar de toestand van het grondwater t.o.v. alle peilen gedurende het jaar (absolute vergelijking) en de toestand voor de tijd van het jaar (relatieve vergelijking).

  • Absolute vergelijking: Staat het freatisch grondwater hoog of laag (ten opzichte van alle dagelijkse peilen van de referentieperiode)?

Op 30/6/2025 vertoonde 70% van de meetplaatsen een lage (27%) tot zeer lage (43%) freatische grondwaterstand. 16% vertoonde een normale, en 14% een hoge (9%) tot zeer hoge (5%) grondwaterstand (Figuur 1).

De afgelopen maand zien we vooral een toename van het aandeel "zeer laag"(van ca. 5% naar 43%) en een afname van alle overige klassen. Eind juni bevinden we ons in het hydrologische zomerseizoen (april-september). Een verschuiving naar klassen met lagere grondwaterstanden is dan de normale trend. Die verschuiving zette zich dit jaar vroeger in dan normaal: geleidelijk vanaf begin februari, en versneld vanaf begin maart. De periode met hoge absolute grondwaterstanden was in het afgelopen hydrologisch winterseizoen merkbaar korter dan in het hydrologisch winterseizoen 2023-2024. In die periode stegen de peilen sneller en vroeger (midden oktober 2023 vs november 2024), en daalden ze geleidelijker en later (april 2024 vs februari 2025).

Eind juni 2025 is de situatie van de (absolute) freatische grondwaterstanden lager dan hetzelfde tijdstip de voorbije twee jaren. In 2024 begon de toename van lage grondwaterstanden pas eind juni of begin juli. Ook in 2023 was er eind juni een duidelijke stijging van het aandeel lage tot zeer lage grondwaterstanden, al zette die trend zich toen iets later in en waren de zeer lage standen op dat moment nog minder uitgesproken. Vanaf 1/7/2025 tonen de scenariogebaseerde voorspellingen aan dat het aandeel lage tot zeer lage grondwaterstanden in zowel het droge als het normale weerscenario boven de 70% blijft. In een nat scenario zou dat aandeel kunnen dalen tot ongeveer 45%. Zie de scenariogebaseerde voorspelling van 1/7/2025 tot 30/7/2025 met scenario’s voor normaal, nat en droog weer in de rechterkant van Figuur 1.

 

Absolute toestand van de freatische grondwaterstand:
Figuur 1: Absolute toestand van de freatische grondwaterstand: Percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand (t.o.v. alle peilen van de referentieperiode) voor de afgelopen 2 jaar + scenariogebaseerde voorspelling voor de komende maand. In de winter worden vooral hoge grondwaterstanden verwacht, in de zomer vooral lage.

 

  • Relatieve vergelijking: Wat is de toestand van de freatische grondwaterstand voor de tijd van het jaar?

Juni was de vijfde maand op rij die door het KMI omschreven wordt als droog en zonnig. Bovendien was juni ook zeer warm. Op 30/6/2025 vertoonde 63% van de meetlocaties een lage (15%) tot zeer lage (48%), 21% een normale, en 16% een hoge (11%) tot zeer hoge (5%) grondwaterstand voor de tijd van het jaar (Figuur 2). In vergelijking met vorige maand zijn er vooral meer zeer lage standen voor de tijd van het jaar.

In het freatische grondwater zagen we gedurende een lange periode - van midden november 2023 tot midden februari 2025- overwegend hoger dan normale grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. In de afgelopen 5 maanden namen de aandelen hoog en zeer hoog sterk af, terwijl de aandelen laag en zeer laag sterk toenamen. De scherpste verandering deed zich voor tussen half februari en half maart 2025. Nadien zette de trend naar lagere grondwaterstanden voor de tijd van het jaar zich gestaag voort.

Deze evolutie hangt opnieuw in grote mate samen met de hoeveelheid neerslag en de verdeling daarvan in ruimte en tijd: Na een lange natte periode viel er sinds de zomer van 2024 veel minder neerslag dan normaal in het noorden van de provincies West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en (gedeeltelijk) Antwerpen . Vanaf februari 2025 viel er in heel Vlaanderen veel minder neerslag dan normaal. De lente van 2025 vertoonde bovendien een duidelijke west-oost-gradiënt, met in het westen nog minder neerslag (en een groter neerslagtekort; P-PET) dan in het oosten. Daar kwam dan de droge en warme juni bovenop met vooral weinig neerslag in het noorden van Oost-Vlaanderen en de provincie Antwerpen.

Eind juni 2025 is de situatie voor de tijd van het jaar wat droger dan op hetzelfde tijdstip 2 jaar geleden (juni 2023) met toen minder dan 50% lager dan normale grondwaterstanden. Ook toen heerste er tijdelijk een vrij droge toestand (tot begin augustus 2023). Eind juni 2024 was de situatie daarentegen volledig tegengesteld: zeer nat, met gedurende een lange periode rond de 90% hoger dan normale grondwaterstanden.

Vanaf 1/7/2025 tonen de scenariogebaseerde voorspellingen aan dat de situatie in zowel het normale als het droge scenario overwegend droog blijft, met een groot aandeel lage tot zeer lage grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. In een nat scenario kan dat aandeel sterk afnemen, tot ongeveer 5%. Zie de scenariogebaseerde voorspellingen van 1/7 tot 30/7/2025 voor een normale, natte en droge situatie in de rechterkant van Figuur 2.

Relatieve toestand van de freatische grondwaterstand:
Figuur 2: Relatieve toestand van de freatische grondwaterstand: Percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand voor de tijd van het jaar, voor de afgelopen 2 jaar + scenariogebaseerde voorspelling voor de komende maand.

 

Figuur 3 toont de grafiek voor de relatieve toestand van 1/1/2000 tot 1/6/2025. In de periode 2017-2020 en het jaar 2022 waren er duidelijk langere periodes met grotere percentages lage tot zeer lage freatische grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. Iets langere periodes met belangrijke aandelen normale/hoge grondwaterstanden voor de tijd van het jaar kwamen in die jaren nauwelijks voor, met uitzondering van het voorjaar van 2018. 

De natte zomer van 2021 en de periode vanaf 2023 staan in sterk contrast met de droge periode daarvoor. Vanaf het najaar van 2023 tot begin maart 2025 zien we overwegend hoge tot zeer hoge relatieve grondwaterstanden. Daarna keert de situatie opnieuw om richting overwegend lager dan normale grondwaterstanden.

Deze (en de verdere) evolutie hangt nauw samen met de hoeveelheid neerslag en verdamping. Samen bepalen ze het neerslagtekort of -overschot. Bij een groter dan normaal neerslagtekort dalen de grondwaterstanden sneller of herstellen ze trager dan normaal, en omgekeerd. Als door klimaatverstoring extreme weersomstandigheden (uitzonderlijk droog of nat) frequenter optreden of langer aanhouden, zal dit zich ook weerspiegelen in de situatie van het freatisch grondwater.

Relatieve toestand van de freatische grondwaterstand - langere termijn
Figuur 3: Relatieve toestand van de freatische grondwaterstand (1/1/2000 – 1/6/2025): Percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand voor de tijd van het jaar.

 

Figuur 4 toont de verdeling van de verschillen (op 169 locaties) tussen het gemiddeld grondwaterpeil voor elk individueel seizoen en het gemiddeld peil voor dat seizoen in de referentieperiode. Deze grafiek toont hoeveel de peilen afwijken van het normale niveau voor een bepaald seizoen. In de lente en zomer van 2024 was de gemiddelde grondwaterstand voor de mediane meetplaats ruim 40 cm hoger dan normaal. Ook in de natte periode 2000-2002 was die stand enkele tientallen centimeter hoger dan normaal. In de periode 2017-2020, met uitschieter herfst 2018, was die stand net enkele tientallen centimeter láger dan normaal. In de lente van 2025 was de mediane grondwaterstand opnieuw enkele centimeter lager dan normaal.

Verdeling van de verschillen tussen het grondwaterpeil per seizoen t.o.v. het gemiddeld peil in de referentieperiode voor dat seizoen (o.b.v. 169 locaties).
Figuur 4: Verdeling van de verschillen tussen het grondwaterpeil per seizoen t.o.v. het gemiddeld peil in de referentieperiode voor dat seizoen (o.b.v. 169 locaties).

Is het freatische grondwater gestegen of gedaald ?

Op 30/6/2025 waren op 98% van de meetplaatsen de (absolute) freatische grondwaterstanden gedaald t.o.v. een maand eerder. Op 4% van de meetplaatsen bleven de peilen stabiel. Begin juni bevinden we ons in het hydrologische zomerseizoen (april-september), waarin een verschuiving naar klassen met lagere (absolute) grondwaterstanden de normale trend is. Die verschuiving zette zich dit jaar vroeger in dan gewoonlijk, als gevolg van de droge periode sinds februari.

Op 30/6/2025 vertoonde 63% van de meetlocaties een lage (15%) tot zeer lage (48%), 21% een normale, en 16% een hoge (11%) tot zeer hoge (5%) grondwaterstand voor de tijd van het jaar. Figuur 5 toont de relatieve grondwaterstandindicator met stijgende/dalende peilen.

Huidige grondwaterstandsveranderingen en relatieve situering van de huidige freatische grondwaterstand.
Figuur 5: Huidige grondwaterstandsveranderingen en relatieve situering van de huidige freatische grondwaterstand.

 

In het grootste deel van Vlaanderen zijn de grondwaterstanden laag tot zeer laag voor de tijd van het jaar. In het oosten van Vlaanderen is het beeld gemengd: daar variëren de grondwaterstanden van laag tot hoog. Deze west-oost-gradiënt hangt samen met de hoeveelheid en de verdeling van de neerslag over Vlaanderen. Na een lange natte periode viel er sinds de zomer van 2024 veel minder neerslag dan normaal in het noorden van de provincies West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en (gedeeltelijk) Antwerpen. Vanaf februari 2025 viel er in héél Vlaanderen zeer weinig neerslag. De lente van 2025 vertoonde een duidelijke west-oost-gradiënt, met in het westen nog minder neerslag (en een groter neerslagtekort; P-PET) dan in het oosten. Ook juni was de vijfde opeenvolgende maand die door het KMI omschreven wordt als droog en zonnig.

De hoger dan normale grondwaterstanden eind juni komen vaak voor in reliëfrijke gebieden. In zulke gebieden ligt de grondwatertafel van nature dieper onder het bodemoppervlak. Dat zorgt enerzijds voor een tragere reactie van de grondwatertafel op weersomstandigheden. Anderzijds kan het grondwater er tijdens of na een natte periode langdurig blijven stijgen, omdat het reliëf de stijging niet aftopt via drainage. De toestroom van water en de mogelijkheid tot stijging zorgen ervoor dat de grondwatertafels er als het ware opbollen onder het reliëf, waardoor een grondwaterbuffer in de ondergrond wordt opgebouwd. Omgekeerd zullen deze locaties later mogelijk reageren op de huidige droogteperiode.

Worden er volgende maand zeer lage of zeer hoge freatische grondwaterstanden verwacht?

Volgende maand verwachten we bij nat weer op 18% van de meetplaatsen zeer hoge grondwaterstanden (>P90) voor de tijd van het jaar, bij normaal weer op 6%, en bij droog weer nog op 4% van de meetplaatsen. Die meetplaatsen bevinden zich vooral in het zuidoosten van Vlaanderen (Figuur 2 en Figuur 6).

Meetplaatsen waar volgende maand zeer hoge (>P90) freatische grondwaterstanden voor de tijd van het jaar verwacht worden
Figuur 6: Meetplaatsen waar volgende maand zeer hoge (>P90) freatische grondwaterstanden voor de tijd van het jaar verwacht worden.

 

Volgende maand verwachten we bij droog weer op 36% van de meetplaatsen zeer lage (<P10) grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. Bij normaal en nat weer wordt dat percentage resp. 9 en 1% (Figuur 2 en Figuur 7).

: Meetplaatsen waar volgende maand zeer lage (<P10) freatische grondwaterstanden voor de tijd van het jaar verwacht worden.
Figuur 7: Meetplaatsen waar volgende maand zeer lage (<P10) freatische grondwaterstanden voor de tijd van het jaar verwacht worden.

Besluit freatisch grondwater

Op 30/6/2025 vertoonde 63% van de meetlocaties een lage (15%) tot zeer lage (48%), 21% een normale, en 16% een hoge (11%) tot zeer hoge (5%) freatische grondwaterstand voor de tijd van het jaar. In vergelijking met vorige maand zijn er vooral meer zeer lage standen voor de tijd van het jaar.

Juni was de vijfde opeenvolgende maand die door het KMI omschreven werd als droog en zonnig. Vanaf februari 2025 zien we in het freatisch grondwater dan ook een omslag van overwegend hoger dan normale naar overwegend lager dan normale grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. Die trend naar lager dan normale grondwaterstanden zette zich de afgelopen maanden voort onder invloed van de droge weersomstandigheden.

Meer info over de werking van het grondwatersysteem (en de betekenis van lage grondwaterstanden) vind je in dit filmpje. Op dov.vlaanderen.be vind je alle grondwaterstanden, de huidige toestand en de interactieve kaart voor het freatische grondwater.