Actuele grondwaterstandindicator
Info
De grondwaterstandindicator is gebaseerd op maandelijkse peilmetingen in het primair meetnet door de VMM, SCK en De Watergroep voor freatische peilfilters met continue meetreeksen van minstens 5 jaar. Die maandelijkse peilmetingen worden aangevuld met dagelijkse modelberekeningen voor de periode 1991 - heden.
- Wil je meer informatie over hoe de grondwaterstandindicator, de kaarten en figuren op deze pagina zijn opgesteld? Neem dan zeker een kijkje op de pagina 'Opbouw grondwaterstandindicator ' en naar de algemene pagina van de grondwaterstandindicator.
- Wil je de grafieken en cijfers van de meest actuele indicator meteen op kaart bekijken in de DOV-verkenner? Neem dan een kijkje op de kaartlaag 'Grondwaterstandindicator freatisch grondwater voor de tijd van het jaar (meest actueel)'.
- Wil je de rapporten van de afgelopen maanden en jaren bekijken, dat kan bij de 'Historische grondwaterstandindicator '.
- De actuele waterschaarste- en droogtetoestand in Vlaanderen kan u vinden op www.opdehoogtevandroogte.be.
datum rapport: 02-06-2025
referentiedatum: 01-06-2025
aantal gebruikte meetplaatsen: 153
Historische vergelijking
De freatische grondwaterstand schommelt tijdens het jaar: hoog op het einde van de winter en laag op het einde van de zomer. Met de grondwaterstandindicator kijken we naar de toestand van het grondwater t.o.v. alle peilen gedurende het jaar (absolute vergelijking) en de toestand voor de tijd van het jaar (relatieve vergelijking).
Absolute vergelijking: Staat het freatisch grondwater hoog of laag (ten opzichte van alle dagelijkse peilen van de referentieperiode)?
Op 1/6/2025 vertoonde 45% van de meetplaatsen een lage (39%) tot zeer lage (6%) freatische grondwaterstand. 36% vertoonde een normale, en 19% een hoge (14%) tot zeer hoge (5%) grondwaterstand (Figuur 1).
Begin juni bevinden we ons in het hydrologische zomerseizoen (april-september). Een verschuiving naar klassen met lagere grondwaterstanden is dan de normale trend. Die verschuiving zette zich dit jaar vroeger in dan normaal: geleidelijk vanaf begin februari, en versneld vanaf begin maart. De periode met hoge absolute grondwaterstanden was in het afgelopen hydrologisch winterseizoen merkbaar korter dan in het hydrologisch winterseizoen 2023-2024. In die laatste periode stegen de peilen sneller en vroeger (midden okt/2023 vs nov/2024), en daalden ze geleidelijker en later (apr/2024 vs feb/2025) dan in het afgelopen hydrologisch winterseizoen 2024-2025.
Begin juni 2025 is de situatie van de (absolute) freatische grondwaterstanden lager dan hetzelfde tijdstip de voorbije twee jaren. In 2024 was er pas vanaf eind juni/juli een toename van lage grondwaterstanden te zien. Begin juni 2023 waren er minder dan 20% lage tot zeer lage grondwaterstanden.
Qua voorspellingen vanaf 2/6/2025 zien we dat in een scenario met nat weer de aandelen laag tot zeer laag sterk zouden kunnen afnemen (tot minder dan 10%), terwijl die in een droog scenario verder zouden kunnen toenemen tot meer dan 70% . In het scenario met normaal weer zien we percentages tussen 40 en 60% laag tot zeer laag. Zie scenariogebaseerde voorspelling van 2/6/2025 tot 1/7/2025 voor een scenario met normaal, nat en droog weer in de rechterkant van Figuur 1.

Relatieve vergelijking: Wat is de toestand van de freatische grondwaterstand voor de tijd van het jaar?
Op 1/6/2025 vertoonde 48% van de meetlocaties een lage (24%) tot zeer lage (24%), 31% een normale, en 21% een hoge (16%) tot zeer hoge (5%) grondwaterstand voor de tijd van het jaar (Figuur 2). In vergelijking met vorige maand zijn er vooral wat meer normale en minder hoge standen voor de tijd van het jaar. De neerslag in de laatste week van mei zorgde voor een duidelijke afname zeer lage standen voor de tijd van het jaar (net zoals dat gebeurde in de laatste week van april).
In het freatische grondwater zagen we gedurende een lange periode overwegend hoger dan normale grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. Vanaf midden november 2023 tot begin augustus 2024 was het percentage hoog tot zeer hoog vaak groter dan 80 of zelfs 90%. Daarna schommelde het tot midden februari 2025 meestal tussen de 60 en 70%. De afgelopen maanden nam het dan een duik tot 21% begin juni 2025, terwijl tegelijk het aandeel lager dan normaal toenam tot 60%, maar de afgelopen week dus weer afnam tot 48%. Deze evolutie hangt opnieuw in grote mate samen met de hoeveelheid neerslag en de verdeling daarvan in ruimte en tijd: Na een lange natte periode viel er in het noorden van de provincies West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en (gedeeltelijk) Antwerpen sinds de zomer van 2024 veel minder neerslag dan normaal. Vanaf februari 2025 viel er in heel Vlaanderen zeer weinig neerslag. De lente van 2025 vertoonde een duidelijke west-oost-gradiënt met in het westen nog minder neerslag (en een groter neerslagtekort; P-PET) dan in het oosten.
Begin juni 2025 is de situatie voor de tijd van het jaar droger dan op hetzelfde tijdstip 2 jaar geleden (juni 2023) met toen minder dan 15% lager dan normale, en rond de 30% hoger dan normale grondwaterstanden. Hoewel de situatie in juni ook omsloeg naar een droge toestand (tijdelijk tot eind juli 2023). Begin juni 2024 was de situatie veel natter met langdurig ruim 90% hoger dan normale grondwaterstanden.
Qua voorspellingen vanaf 2/6/2025 zien we dat afhankelijk van het scenario de situatie vrij sterk kan wijzigen. In een scenario met nat weer kunnen de aandelen laag tot zeer laag voor de tijd van het jaar heel sterk afnemen (tot <5%), terwijl die in een droog scenario verder zouden kunnen toenemen tot zo’n 70%. Zie de scenariogebaseerde voorspellingen van 2/6 tot 1/7/2025 voor een normale, natte en droge situatie in de rechterkant van Figuur 2.

Figuur 3 toont de grafiek voor de relatieve toestand van 1/1/2000 tot 1/6/2025. In de periode 2017-2020 en het jaar 2022 zagen we duidelijk langere periodes met grotere percentages lage tot zeer lage freatische grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. Iets langere periodes met belangrijke aandelen normale/hoge grondwaterstanden voor de tijd van het jaar kwamen toen bijna niet voor, met uitzondering van het voorjaar van 2018. De natte zomer van 2021 en de periode vanaf 2023 staan in sterk contrast met de droge periode daarvoor. Vanaf het najaar van 2023 tot begin maart 2025 zien we overwegend hoge tot zeer hoge relatieve grondwaterstanden. De laatste 3 maanden slaat de situatie weer om richting overwegend lager dan normale grondwaterstanden.
Deze (en de verdere) evolutie hangt af van hoeveel neerslag er valt en hoeveel water er verdampt. Neerslag en verdamping bepalen samen het neerslagtekort of -overschot. Bij een groter dan normaal neerslagtekort is het logische gevolg dat ook de grondwaterstanden sneller dalen of trager herstellen dan normaal (en vice versa). Als door klimaatverstoring extreme weersomstandigheden (uitzonderlijk droog of nat) frequenter zullen optreden of langer zullen aanhouden zal dit zich ook weerspiegelen in de situatie van het freatisch grondwater.

Figuur 4 toont de verdeling van de verschillen (op 154 locaties) tussen het gemiddeld grondwaterpeil voor elk individueel seizoen en het gemiddeld peil voor dat seizoen in de referentieperiode. Deze grafiek toont hoeveel de peilen afwijken van normaal voor een bepaald seizoen. In de lente en zomer van 2024 was de gemiddelde grondwaterstand voor de mediane meetplaats ruim 40 cm hoger dan normaal. Ook in de natte periode 2000-2002 was die stand enkele tientallen centimeter hoger dan normaal. In de periode 2017-2020, met uitschieter herfst 2018, was die stand net enkele tientallen centimeter láger dan normaal. In de lente van 2025 was de mediane grondwaterstand opnieuw enkele centimeter lager dan normaal.

Is het freatische grondwater gestegen of gedaald ?
Figuur 5 toont de relatieve grondwaterstandindicator met stijgende/dalende peilen.
Op 1/6/2025 waren op 97% van de meetplaatsen de (absolute) freatische grondwaterstanden gedaald t.o.v. een maand eerder. Op 3% van de meetplaatsen bleven de peilen stabiel. Begin juni bevinden we ons in het hydrologische zomerseizoen (april-september). Een verschuiving naar klassen met lagere (absolute) grondwaterstanden is dan de normale trend. Die verschuiving zette zich dit jaar vroeger in dan normaal door de droge periode sinds februari. Op 1/6/2025 vertoonde 48% van de meetlocaties een lage (24%) tot zeer lage (24%), 31% een normale, en 21% een hoge (16%) tot zeer hoge (5%) grondwaterstand voor de tijd van het jaar.
In het westen en noorden van Vlaanderen zijn de grondwaterstanden laag tot zeer laag voor de tijd van het jaar. In het oosten van Vlaanderen is er eerder een gemengd beeld waarbij de grondwaterstanden variëren van laag tot hoog. Dit hangt in grote mate samen met de hoeveelheid neerslag en de verdeling daarvan over Vlaanderen: Na een lange natte periode viel er in het noorden van de provincies West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en (gedeeltelijk) Antwerpen sinds de zomer van 2024 veel minder neerslag dan normaal. Vanaf februari 2025 viel er in heel Vlaanderen zeer weinig neerslag. De lente van 2025 vertoonde een duidelijke west-oost-gradiënt met in het westen nog minder neerslag (en een groter neerslagtekort; P-PET) dan in het oosten.

Worden er volgende maand zeer lage of zeer hoge freatische grondwaterstanden verwacht?
Volgende maand verwachten we bij nat weer op 24% van de meetplaatsen zeer hoge grondwaterstanden (>P90) voor de tijd van het jaar, bij normaal weer op 15%, en bij droog weer nog op 3% van de meetplaatsen. Die meetplaatsen bevinden zich vooral in het oosten van Vlaanderen (Figuur 2 en Figuur 6).

Volgende maand verwachten we bij droog weer op 50% van de meetplaatsen zeer lage (Figuur 2). Voor het scenario met normaal weer hangt dit er waarschijnlijk mee samen dat in dit automatisch opgestelde scenario er veel neerslag op het einde van de doorgerekende maand valt (zie ook de voorspelling in (Figuur 7).

Besluit freatisch grondwater
Na een lange periode met overwegend hoger dan normale grondwaterstanden voor de tijd van het jaar (vanaf november 2023), zien we vanaf maart 2025 terug een overwicht van het aandeel lager dan normale grondwaterstanden die blijft voortduren: Op 1/6/2025 vertoonde 48% van de meetlocaties een lage (24%) tot zeer lage (24%), 31% een normale, en 21% een hoge (16%) tot zeer hoge (5%) grondwaterstand voor de tijd van het jaar.
Deze evolutie hangt opnieuw in grote mate samen met de hoeveelheid neerslag en de verdeling daarvan over Vlaanderen: Na een lange natte periode viel er in het noorden van de provincies WestVlaanderen, Oost-Vlaanderen en (gedeeltelijk) Antwerpen sinds de zomer van 2024 veel minder neerslag dan normaal. Vanaf februari 2025 viel er in heel Vlaanderen zeer weinig neerslag. De lente van 2025 vertoonde een duidelijke west-oost-gradiënt met in het westen nog minder neerslag (en een groter neerslagtekort; P-PET) dan in het oosten.
Meer info over de werking van het grondwatersysteem (en de betekenis van lage grondwaterstanden) vind je in dit filmpje. Op dov.vlaanderen.be vind je alle grondwaterstanden, de huidige toestand en de interactieve kaart voor het freatische grondwater.