Grondwaterstandindicator 01-05-2022
Info
De grondwaterstandindicator is gebaseerd op maandelijkse peilmetingen in het primair meetnet door de VMM, SCK en De Watergroep voor freatische peilfilters met continue meetreeksen van minstens 11 jaar. Die maandelijkse peilmetingen worden aangevuld met dagelijkse modelberekeningen voor de afgelopen 30 jaar.
- Wil je meer informatie over hoe de grondwaterstandindicator, de kaarten en figuren op deze pagina zijn opgesteld? Neem dan zeker een kijkje op de pagina 'Opbouw grondwaterstandindicator ' en naar de algemene pagina van de grondwaterstandindicator.
- Wil je de grafieken en cijfers van de meest actuele indicator meteen op kaart bekijken in de DOV-verkenner? Neem dan een kijkje op de kaartlaag 'Grondwaterstandindicator freatisch grondwater voor de tijd van het jaar (meest actueel)'.
- Wil je de rapporten van de afgelopen maanden en jaren bekijken, dat kan bij de 'Historische grondwaterstandindicator '.
- De actuele waterschaarste- en droogtetoestand in Vlaanderen kan u vinden op www.opdehoogtevandroogte.be.
datum rapport: 03-05-2022
referentiedatum: 01-05-2022
aantal gebruikte meetplaatsen: 154
Historische vergelijking
De freatische grondwaterstand schommelt tijdens het jaar: hoog op het einde van de winter en laag op het einde van de zomer. Met de grondwaterstandindicator kijken we naar de toestand van het grondwater t.o.v. alle peilen gedurende het jaar (absolute vergelijking) en de toestand voor de tijd van het jaar (relatieve vergelijking).
-
Absolute vergelijking: Staat het freatisch grondwater hoog of laag (ten opzichte van alle dagelijkse peilen van de afgelopen 30 jaar)?
Op 1/5/2022 vertoonde 66% van de meetplaatsen een normale freatische grondwaterstand. 26% vertoonde een lage (21%) tot zeer lage (5%) grondwaterstand en 8% een hoge (7%) tot zeer hoge (1%) grondwaterstand (Figuur 1).
Vanaf begin oktober tot eind februari zagen we een gestage evolutie naar meer hoge tot zeer hoge grondwaterstanden. Daarna was er een sterke terugval door de uiterst lage neerslaghoeveelheid in maart. Vanaf medio april zagen we ook een toename van de aandelen lage tot zeer lage grondwaterstanden.
Tot het einde van het hydrologische zomerseizoen (eind september) is een verschuiving naar klassen met lagere grondwaterstanden de normale trend. Begin mei ’22 zagen we t.o.v. hetzelfde tijdstip vorig jaar meer lage tot zeer lage grondwaterstanden (26% versus 13% vorig jaar) en minder normale grondwaterstanden (66% t.o.v. 78% vorig jaar).
Figuur 1: Absolute toestand van de freatische grondwaterstand: Percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand (ten opzichte van alle peilen van de afgelopen 30 jaar). In de winter worden vooral hoge grondwaterstanden verwacht, in de zomer vooral lage.
-
Relatieve vergelijking: Wat is de toestand van de freatische grondwaterstand voor de tijd van het jaar?
Op 1/5/2022 vertoonde 67% van de meetplaatsen een lage (42%) tot zeer lage (25%) freatische grondwaterstand voor de tijd van het jaar. 30% vertoonde een normale grondwaterstand en 3% vertoonde een hoge (2%) tot zeer hoge (1%) grondwaterstand voor de tijd van het jaar (Figuur 2).
Vanaf de uiterst natte zomer ’21 zaten we in een situatie met weinig lage tot zeer lage grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. Maart ’22 en de tweede helft van april ’22 was echter uiterst droog en dat resulteerde in een vrij sterke toename van de percentages lage tot zeer lage grondwaterstanden voor de tijd van het jaar tot 67% begin mei ‘22. Begin mei ’22 zagen we meer lage tot zeer lage grondwaterstanden t.o.v. hetzelfde tijdstip vorig jaar (67% t.o.v. 47% vorig jaar).
Figuur 2: Relatieve toestand van de freatische grondwaterstand: percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand voor de tijd van het jaar.
Figuur 3 toont de grafiek voor de relatieve toestand van 1/1/2000 tot 1/4/2022. In de periode 2017-2020 zagen we duidelijk langere periodes met grotere percentages lage tot zeer lage freatische grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. Iets langere periodes met belangrijke aandelen normale/hoge grondwaterstanden voor de tijd van het jaar kwamen toen bijna niet voor, met uitzondering van het voorjaar van 2018.
De periode vanaf de zomer van 2021 staat in sterk contrast met de droge periode daarvoor. Vanaf eind maart 2022 zien we terug grotere percentages lage tot
zeer lage freatische grondwaterstanden voor de tijd van het jaar.
De verdere evolutie hangt af van hoeveel neerslag er valt en hoeveel water er verdampt. Neerslag en verdamping bepalen samen het neerslagtekort. Bij groter neerslagtekort is het logische gevolg dat ook de grondwaterstanden sneller dalen. De voorspellingen voor klimaatverandering geven aan dat periodes van droogte langer zullen duren, vaker zullen voorkomen en intenser (=groter neerslagtekort) zullen zijn. We stellen vast dat de uitzonderlijke omstandigheden van de afgelopen jaren, overeenkomen met deze voorspellingen (figuur 3).
Figuur 3: Relatieve toestand van de freatische grondwaterstand (1/1/2000 – 1/4/2022): Percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand voor de tijd van het jaar.
Is het freatische grondwater gestegen of gedaald ?
In maart ’22 en de 2e helft van april ’22 viel er uiterst weinig neerslag. Op 1/5/’22 waren op 93% van de meetplaatsen de freatische grondwaterstanden gedaald t.o.v. een maand eerder. Op 6% van de meetplaatsen bleven ze stabiel. Op 1 meetplaats was er een stijging. Tot het einde van het hydrologische zomerseizoen (eind september) is een verschuiving naar klassen met lagere grondwaterstanden de normale trend.
Op 1/5/2022 vertoonde 67% van de meetplaatsen een lage (42%) tot zeer lage (25%) freatische grondwaterstand voor de tijd van het jaar. 30% vertoonde een normale grondwaterstand en 3% vertoonde een hoge (2%) tot zeer hoge (1%) grondwaterstand voor de tijd van het jaar (Figuur 2).
De relatieve grondwaterstandindicator met stijgende/dalende peilen (Figuur 4):
Figuur 4: Huidige grondwaterstandsveranderingen en relatieve situering van de huidige freatische grondwaterstand.
Worden er volgende maand zeer lage of zeer hoge freatische grondwaterstanden verwacht?
Volgende maand verwachten we bij droog weer op 16% van de meetplaatsen zeer lage (absolute én relatieve) grondwaterstanden, bij normaal weer op 11%, en bij nat weer op 3% van de meetplaatsen (Figuur 5).
Figuur 5: Meetplaatsen waar volgende maand absoluut én relatief zeer lage (<P10) freatische grondwaterstanden worden verwacht.
Volgende maand verwachten we op quasi geen enkele meetplaats zeer hoge (absolute én relatieve) grondwaterstanden.
Besluit freatisch grondwater
In maart ’22 en de 2e helft van april ’22 viel er uiterst weinig neerslag. Op 93% van de meetplaatsen daalden de freatische grondwaterstanden de afgelopen maand dan ook. Tot het einde van het hydrologische zomerseizoen (eind september) is een verschuiving naar klassen met lagere (absolute) grondwaterstanden de normale trend.
Op 1/5/2022 vertoonde 67% van de meetplaatsen een lage (42%) tot zeer lage (25%) freatische grondwaterstand voor de tijd van het jaar. 30% vertoonde een normale grondwaterstand en 3% vertoonde een hoge (2%) tot zeer hoge (1%) grondwaterstand voor de tijd van het jaar.
Meer info over de werking van het grondwatersysteem en de betekenis van lage grondwaterstanden vind je in dit filmpje.