Grondwaterstandindicator 01-08-2021
Info
De grondwaterstandsindicator is gebaseerd op maandelijkse peilmetingen in het primair meetnet door de VMM, SCK en De Watergroep voor freatische peilfilters met continue meetreeksen van minstens 11 jaar. Die maandelijkse peilmetingen worden aangevuld met dagelijkse modelberekeningen voor de afgelopen 30 jaar.
- Wil je meer informatie over hoe de grondwaterstandindicator, de kaarten en figuren op deze pagina zijn opgesteld? Neem dan zeker een kijkje op de pagina 'Opbouw grondwaterstandindicator ' en naar de algemene pagina van de grondwaterstandindicator.
- Wil je de grafieken en cijfers van de meest actuele indicator meteen op kaart bekijken in de DOV-verkenner ? Neem dan een kijkje op de kaartlaag 'Grondwaterstandindicator freatisch grondwater voor de tijd van het jaar (meest actueel)'.
- Wil je de rapporten van de afgelopen maanden en jaren bekijken, dat kan bij de 'Historische grondwaterstandindicator '.
- De actuele waterschaarste- en droogtetoestand in Vlaanderen kan u vinden op www.opdehoogtevandroogte.be.
- Het volledige rapport 'Toestand van het watersysteem' kan je vinden op www.waterinfo.be.
datum rapport: 05-08-2021
referentiedatum: 01-08-2021
aantal gebruikte meetplaatsen: 152
Historische vergelijking
De freatische grondwaterstand schommelt gedurende het jaar: hoog in de winter en laag in de zomer. Met de grondwaterstandindicator kijken we naar de toestand van het grondwater t.o.v. alle standen gedurende het jaar (absolute vergelijking) en de toestand voor de tijd van het jaar (relatieve vergelijking).
-
Absolute vergelijking: Staat het freatisch grondwater hoog of laag (ten opzichte van alle dagelijkse peilen van de afgelopen 30 jaar)?
Op 1/8/2021 vertoont 55% van de meetplaatsen een normale grondwaterstand. 18% vertoont een lage (13%) tot zeer lage (4%) grondwaterstand. 27% vertoont een hoge (19%) tot zeer hoge (8%) absolute grondwaterstand (Figuur 1).
Vanaf de start van het hydrologische zomerseizoen (begin april) is een verschuiving naar klassen met een lagere grondwaterstand de normale trend. Dit zomerseizoen vertraagt de normale te verwachten daling van de grondwaterstanden . Eind april was er een te verwachten toename van het aandeel lage grondwaterstanden, maar die toename stagneerde in mei. Vanaf begin juni was er een opnieuw een normale daling van de grondwaterstanden maar deze werd vanaf half juni omgebogen tot een toename van het aantal hoge grondwaterstanden. In tegenstelling tot vorig jaar zijn er nu weinig lage grondwaterstanden. Begin augustus 2021 stellen we een veel kleiner aandeel lage tot zeer lage peilen en een veel groter aandeel normale en hoge grondwaterstanden t.o.v. de situatie begin augustus 2020 vast.
Figuur 1: Absolute toestand van de freatische grondwaterstand: Percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand (ten opzichte van alle peilen van de afgelopen 30 jaar). In de winter worden vooral hoge grondwaterstanden verwacht, in de zomer vooral lage.
-
Relatieve vergelijking: Wat is de toestand van de freatische grondwaterstand voor de tijd van het jaar?
Op 1/8/2021 waren de freatische grondwaterstanden op ongeveer 7 op de 10 meetplaatsen hoog (25%) tot zeer hoog (47%) voor de tijd van het jaar. Op maar een beperkt aantal locaties komen nog steeds zeer lage (4%) en lage (3%) grondwaterstanden voor de tijd van het jaar voor (Figuur 2).
Juni en vooral juli 2021 waren natter en kouder dan normaal. Meer neerslag in combinatie met minder verdamping zorgden voor een duidelijke verschuiving naar klassen met hogere grondwaterstanden voor de tijd van het jaar.
De huidige situatie is bijna omgekeerd t.o.v. augustus 2020. Toen waren er op 7 van de 10 meetplaatsen zeer lage tot lage grondwaterstanden. De verdere evolutie hangt voornamelijk af van de hoeveelheden neerslag en verdamping die zullen optreden.
Figuur 2: Relatieve toestand van de freatische grondwaterstand: percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand voor de tijd van het jaar.
Figuur 3 toont de grafiek voor de relatieve toestand voor de afgelopen 20 jaar. De laatste 4 jaren zien we duidelijk grotere percentages lage tot zeer lage freatische grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. Iets langere periodes met belangrijke aandelen normale/hoge grondwaterstanden voor de tijd van het jaar kwamen de afgelopen 4 jaar bijna niet voor (uitzondering: voorjaar 2018). Het huidige zomerseizoen (zie Figuur 2) staat in sterk contrast met de laatste jaren (Figuur 3).
Figuur 3: Relatieve toestand van de freatische grondwaterstand (1/2001 – 4/2021): Percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand voor de tijd van het jaar.
Is het freatische grondwater gestegen of gedaald ?
Ten opzichte van vorige maand (30/6/’21) zijn de (absolute) peilen op 28,5% van de locaties gedaald, op 16,5% gelijk gebleven en op 55% gestegen. Dalende grondwatertafels zijn de normale trend tijdens het hydrologisch zomerseizoen (vanaf begin april). Toch zien we de afgelopen maand onder invloed van de weersomstandigheden (meer neerslag, minder verdamping) ook een aanzienlijk aandeel stijgingen van de grondwaterstand.
Momenteel vertonen ongeveer 7 op 10 van de meetplaatsen hoge tot zelfs zeer hoge peilen voor de tijd van het jaar. De overblijvende lage/zeer lage peilen voor de tijd van het jaar bevinden zich vooral in het zuiden van de provincies Limburg en Vlaams-Brabant. Deze zijn gelinkt aan locaties waar de grondwatertafel trager reageert op weersomstandigheden. Op deze locaties zal de grondwaterstand pas hogere waarden vertonen na langere periodes met voldoende neerslagoverschot (= neerslag – verdamping).
De relatieve grondwaterstandindicator met stijgende/dalende peilen (Figuur 4):
Figuur 4: Huidige grondwaterstandsveranderingen en relatieve situering van de huidige freatische grondwaterstand.
Worden er volgende maand zeer lage of zeer hoge freatische grondwaterstanden verwacht?
Bij droog weer verwachten we volgende maand op 7% van de locaties tegelijk absoluut én relatief zeer lage grondwaterstanden, bij normaal weer op 3% , en bij nat weer nog op 3% van de locaties (Figuur 5).
Figuur 5: Meetplaatsen waar volgende maand absoluut én relatief zeer lage (<P10) freatische grondwaterstanden worden verwacht.
Volgende maand worden er weinig zeer hoge (absolute én relatieve) grondwaterstanden verwacht: bij nat weer op ca. 11% van de locaties, bij normaal weer op 7% en bij droog weer nog op 3% van de locaties (Figuur 6).
Figuur 6: Meetplaatsen waar volgende maand absoluut én relatief zeer hoge (>P90) freatische grondwaterstanden worden verwacht.
Besluit
Juli 2021 was algemeen natter en kouder dan normaal. Meer neerslag in combinatie met minder verdamping zorgden er voor dat de normale te verwachten daling van de grondwaterstanden niet is gebeurd en er een duidelijke verschuiving naar klassen met hogere grondwaterstanden voor de tijd van het jaar is. Op 1/8/2021 zijn de freatische grondwaterstanden op ongeveer 7 van de 10 meetplaatsen hoog tot zeer hoog voor de tijd van het jaar (hoog: 25%; zeer hoog: 47%).
Op ongeveer 7% van de meetplaatsen zijn de grondwaterstanden nog laag (3%) tot zeer laag (4%) voor de tijd van het jaar. Deze zijn gelinkt aan locaties waar de grondwatertafel trager reageert op weersomstandigheden.
Meer info over de werking van het grondwatersysteem en de betekenis van lage grondwaterstanden vind je in dit filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=baIVCV-0vLo