Grondwaterstandindicator 01-09-2021

Info

De grondwaterstandindicator is gebaseerd op maandelijkse peilmetingen in het primair meetnet door de VMM, SCK en De Watergroep voor freatische peilfilters met continue meetreeksen van minstens 11 jaar. Die maandelijkse peilmetingen worden aangevuld met dagelijkse modelberekeningen voor de afgelopen 30 jaar.

  • Wil je meer informatie over hoe de grondwaterstandindicator, de kaarten en figuren op deze pagina zijn opgesteld? Neem dan zeker een kijkje op de pagina 'Opbouw grondwaterstandindicator ' en naar de algemene pagina  van de grondwaterstandindicator.
  • Wil je de grafieken en cijfers van de meest actuele indicator meteen op kaart bekijken in de DOV-verkenner ? Neem dan een kijkje op de kaartlaag 'Grondwaterstandindicator freatisch grondwater voor de tijd van het jaar (meest actueel)'.
  • Wil je de rapporten van de afgelopen maanden en jaren bekijken, dat kan bij de 'Historische grondwaterstandindicator '. 
  • De actuele waterschaarste- en droogtetoestand in Vlaanderen kan u vinden op www.opdehoogtevandroogte.be.
  • Het volledige rapport 'Toestand van het watersysteem' kan je vinden op www.waterinfo.be.

datum rapport: 02-09-2021
referentiedatum: 01-09-2021
aantal gebruikte meetplaatsen: 154

Historische vergelijking

De freatische grondwaterstand schommelt gedurende het jaar: hoog in de winter en laag in de zomer. Met de grondwaterstandindicator kijken we naar de toestand van het grondwater t.o.v. alle standen gedurende het jaar (absolute vergelijking) en de toestand voor de tijd van het jaar (relatieve vergelijking).

  • Absolute vergelijking: Staat het freatisch grondwater hoog of laag (ten opzichte van alle dagelijkse peilen van de afgelopen 30 jaar)?

Op 1/9/2021 vertoont 57% van de meetplaatsen een normale grondwaterstand. 26% vertoont een lage (21%) tot zeer lage (5%) grondwaterstand. 17% vertoont een hoge (15%) tot zeer hoge (2%) absolute grondwaterstand (Figuur 1).

Vanaf de start van het hydrologische zomerseizoen (begin april) is een verschuiving naar klassen met een lagere grondwaterstand de normale trend. Dit jaar zagen we pas vanaf begin juni een belangrijke toename van het aandeel lage grondwaterstanden, maar vanaf half juni keerde die trend weer om. Vanaf eind juli zien we terug een lichte toename van het aandeel lage grondwaterstanden.
In tegenstelling tot vorig jaar zijn er nu weinig lage tot zeer lage grondwaterstanden: 26% begin september 2021 t.o.v. 96% begin september 2020. We zien nu ook een veel groter aandeel normale en hoge grondwaterstanden t.o.v. hetzelfde tijdstip vorig jaar.

Figuur 1

Figuur 1: Absolute toestand van de freatische grondwaterstand: Percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand (ten opzichte van alle peilen van de afgelopen 30 jaar). In de winter worden vooral hoge grondwaterstanden verwacht, in de zomer vooral lage.

 

  • Relatieve vergelijking: Wat is de toestand van de freatische grondwaterstand voor de tijd van het jaar?

Op 1/9/2021 waren de freatische grondwaterstanden op ongeveer 2 op de 3 meetplaatsen hoog (29%) tot zeer hoog (37%) voor de tijd van het jaar. Op slechts een beperkt aantal locaties (9%) komen nog steeds lage (5%) en zeer lage (4%) grondwaterstanden voor de tijd van het jaar voor (Figuur 2).

De weerkundige zomer 2021 was eerder somber en de natste sinds de start van de metingen (KMI). Extreem veel neerslag in combinatie met minder verdamping zorgden voor een duidelijke verschuiving naar klassen met hogere grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. De huidige situatie is bijna omgekeerd t.o.v. begin september 2020. Toen waren er op 9 van de 10 meetplaatsen lage tot zeer lage grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. Nu is dat in slechts 1 van de 10 meetplaatsen het geval. De verdere evolutie hangt voornamelijk af van de hoeveelheden neerslag en verdamping die zullen optreden.

samenvatting_filters_relative.png

Figuur 2: Relatieve toestand van de freatische grondwaterstand: percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand voor de tijd van het jaar.

 

Figuur 3 toont de grafiek voor de relatieve toestand van 2000 tot nu. De afgelopen 4 jaren zagen we duidelijk langere periodes met grotere percentages lage tot zeer lage freatische grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. Iets langere periodes met belangrijke aandelen normale/hoge grondwaterstanden voor de tijd van het jaar kwamen de afgelopen 4 jaar bijna niet voor (uitzondering: voorjaar 2018). Het huidige zomerseizoen 2021 staat in sterk contrast met de voorbije jaren (Figuur 3).

samenvatting_filters_20_jaar.png

Figuur 3: Relatieve toestand van de freatische grondwaterstand (1/2000 – 8/2021): Percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand voor de tijd van het jaar.

 

Is het freatische grondwater gestegen of gedaald ?

Ten opzichte van vorige maand (1/8/’21) zijn de (absolute) peilen op 56% van de meetplaatsen gedaald, 28% zijn gelijk gebleven en 16% zijn gestegen. Dalende grondwatertafels zijn de normale trend tijdens het hydrologisch zomerseizoen (vanaf begin april). Onder invloed van de weersomstandigheden (meer neerslag en minder verdamping) zagen we de afgelopen zomer ook regelmatig stijgende grondwaterstanden. Momenteel vertonen ongeveer 2 op 3 van de meetplaatsen hoge tot zelfs zeer hoge peilen voor de tijd van het jaar. In minder dan 1 op de 10 meetplaatsen zijn de grondwaterstanden laag tot zeer laag voor de tijd van het jaar.

De relatieve grondwaterstandindicator met stijgende/dalende peilen (Figuur 4):

Huidige toestand voor de tijd van het jaar, met verandering van grondwaterstand ten opzichte van vorige maand

Figuur 4: Huidige grondwaterstandsveranderingen en relatieve situering van de huidige freatische grondwaterstand.

 

Worden er volgende maand zeer lage of zeer hoge freatische grondwaterstanden verwacht?

Volgende maand worden er weinig zeer lage (absolute én relatieve) grondwaterstanden verwacht.
Bij droog weer op 5%, bij normaal weer op 3% , en bij nat weer nog op 2% van de locaties (Figuur 5).

Voorspelling locaties met gelijktijdig zeer lage absolute en relatieve grondwaterstanden volgende maand in functie van verschillende weerscenario's

Figuur 5: Meetplaatsen waar volgende maand absoluut én relatief zeer lage (<P10) freatische grondwaterstanden worden verwacht.

 

Volgende maand worden er bij nat weer op ca. 10% van de locaties zeer hoge (absolute én relatieve) grondwaterstanden verwacht. Bij normaal en droog weer, nog resp. op 2% en 1% van de locaties (Figuur 6).

Figuur 6: Meetplaatsen waar volgende maand absoluut én relatief zeer hoge (>P90) freatische grondwaterstanden worden verwacht.

Figuur 6: Meetplaatsen waar volgende maand absoluut én relatief zeer hoge (>P90) freatische grondwaterstanden worden verwacht.

Besluit

De weerkundige zomer 2021 was natste sinds de start van de metingen en vrij somber (KMI). Veel neerslag in combinatie met minder verdamping zorgden voor een duidelijke toename van het aandeel hogere grondwaterstanden voor de tijd van het jaar.

Op 1/9/2021 zijn de freatische grondwaterstanden op ongeveer 2 op 3 van de meetplaatsen hoog (29%) tot zelfs zeer hoog (37%) voor de tijd van het jaar, een kwart van de peilen zijn normaal (25%), en in minder dan 1 op de 10 meetplaatsen zijn de  grondwaterstanden laag (5%) tot zeer laag (4%) voor de tijd van het jaar.

Meer info over de werking van het grondwatersysteem en de betekenis van lage grondwaterstanden vind je in dit filmpje.