Grondwaterstandindicator 02-10-2023
Info
De grondwaterstandindicator is gebaseerd op maandelijkse peilmetingen in het primair meetnet door de VMM, SCK en De Watergroep voor freatische peilfilters met continue meetreeksen van minstens 11 jaar. Die maandelijkse peilmetingen worden aangevuld met dagelijkse modelberekeningen voor de afgelopen 30 jaar.
- Wil je meer informatie over hoe de grondwaterstandindicator, de kaarten en figuren op deze pagina zijn opgesteld? Neem dan zeker een kijkje op de pagina 'Opbouw grondwaterstandindicator ' en naar de algemene pagina van de grondwaterstandindicator.
- Wil je de grafieken en cijfers van de meest actuele indicator meteen op kaart bekijken in de DOV-verkenner? Neem dan een kijkje op de kaartlaag 'Grondwaterstandindicator freatisch grondwater voor de tijd van het jaar (meest actueel)'.
- Wil je de rapporten van de afgelopen maanden en jaren bekijken, dat kan bij de 'Historische grondwaterstandindicator '.
- De actuele waterschaarste- en droogtetoestand in Vlaanderen kan u vinden op www.opdehoogtevandroogte.be.
datum rapport: 04-10-2023
referentiedatum: 02-10-2023
aantal gebruikte meetplaatsen: 154
Historische vergelijking
De freatische grondwaterstand schommelt tijdens het jaar: hoog op het einde van de winter en laag op het einde van de zomer. Met de grondwaterstandindicator kijken we naar de toestand van het grondwater t.o.v. alle peilen gedurende het jaar (absolute vergelijking) en de toestand voor de tijd van het jaar (relatieve vergelijking).
-
Absolute vergelijking: Staat het freatisch grondwater hoog of laag (ten opzichte van alle dagelijkse peilen van de afgelopen 30 jaar)?
Op 2/10/2023 vertoonde 43% van de meetplaatsen een lage (36%) tot zeer lage (7%) freatische grondwaterstand. 53% vertoonde een normale en 4% een hoge grondwaterstand (Figuur 1).
Op Figuur 1 is na de droge zomer van 2022 vanaf september 2022 een gestage afname van het aandeel lage tot zeer lage grondwaterstanden te zien. Vanaf eind mei 2023 neemt het aandeel lage grondwaterstanden opnieuw zeer sterk toe van bijna geen tot ruim 80% in de 2e helft van juli. Deze snelle toename is o.a. te wijten aan de lange periode zonder neerslag (te Ukkel) van 16 mei t.e.m. 16 juni. Door de vele regen rond begin augustus zien we dan plots een sterke afname van het aandeel lage grondwaterstanden dat daarna blijft schommelen rond de 40%.
Momenteel bevinden we ons op de overgang van het hydrologische zomer- naar het hydrologische winterseizoen (oktober tot eind maart). Een verschuiving naar klassen met hogere absolute grondwaterstanden is nu de normale trend. Deze evolutie werd dit jaar dus al wat vroeger ingezet.
De situatie van de (absolute) freatische grondwaterstanden een jaar geleden was veel droger dan begin oktober 2023: op 2/10/2022 vertoonde 85% van de meetplaatsen een lage (37%) tot zeer lage (48%) freatische grondwaterstand.
Figuur 1: Absolute toestand van de freatische grondwaterstand: Percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand (ten opzichte van alle peilen van de afgelopen 30 jaar). In de winter worden vooral hoge grondwaterstanden verwacht, in de zomer vooral lage.
-
Relatieve vergelijking: Wat is de toestand van de freatische grondwaterstand voor de tijd van het jaar?
Op 2/10/2023 vertoonde de overgrote meerderheid van de locaties (87%) een normale tot (zeer) hoge freatisch grondwaterstand voor de tijd van het jaar. 13% van de meetplaatsen was laag (10%) tot zeer laag (3%), 43% normaal, en 44% hoog (30%) tot zeer hoog (14%) voor de tijd van het jaar (Figuur 2).
Figuur 2 geeft aan dat na een nat 2021, gevolgd door een droge lente en uiterst droge zomer in 2022, het aandeel lage tot zeer lage standen voor de tijd van het jaar begin september 2022 een maximum had bereikt, vergelijkbaar met de droge periodes van de voorbije droge zomers 2018- 2020. Vanaf begin september zien we een omkering van een droge naar een eerder natte situatie, met uitzondering van tijdelijke toenames van het aandeel “laag tot zeer laag” ten gevolge van 1) de zeer droge februari 2023, en 2) de zeer droge periode van midden mei tot midden juni 2023. Die werden nadien telkens weer gecompenseerd door 1) de natte maanden maart-april 2023, en 2) de natte maanden juli-augustus 2023.
Begin oktober 2023 zijn er minder lage tot zeer lage grondwaterstanden voor de tijd van het jaar dan een jaar eerder (13% t.o.v. ca. 58% begin oktober 2022). De huidige situatie is zeer gelijkaardig aan de situatie van na de uiterst natte zomer van 2021. Ook toen schommelde het aandeel meetlocaties met lage tot zeer lage grondwaterstanden voor de tijd van het jaar rond de 10%.
Figuur 2: Relatieve toestand van de freatische grondwaterstand: percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand voor de tijd van het jaar.
Figuur 4 toont de grafiek voor de relatieve toestand van 1/1/2000 tot 1/10/2023. In de periode 2017-2020 zagen we duidelijk langere periodes met grotere percentages lage tot zeer lage freatische grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. Iets langere periodes met belangrijke aandelen normale/hoge grondwaterstanden voor de tijd van het jaar kwamen toen bijna niet voor, met uitzondering van het voorjaar van 2018. De zomer van 2021 staat in sterk contrast met de droge periode daarvoor. Vanaf maart 2022 zien we terug stijgende percentages lage tot zeer lage freatische grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. Gedurende 2023 varieerde de situatie tussen droog en vooral eerder nat. Deze (en de verdere) evolutie hangt af van hoeveel neerslag er valt en hoeveel water er verdampt. Neerslag en verdamping bepalen samen het neerslagtekort. Bij een groter dan normaal neerslagtekort is het logische gevolg dat ook de grondwaterstanden sneller dalen of trager herstellen dan normaal.
De voorspellingen voor klimaatverandering geven aan dat periodes van droogte langer zullen duren, vaker zullen voorkomen en intenser (=groter neerslagtekort) zullen zijn. We stellen vast dat de uitzonderlijke omstandigheden van de afgelopen jaren overeenkomen met deze voorspellingen (figuur 4).
Figuur 4: Relatieve toestand van de freatische grondwaterstand (1/01/2000 - 1/10/2023): Percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand voor de tijd van het jaar.
Is het freatische grondwater gestegen of gedaald ?
Op 2/10/2023 waren op 49% van de meetplaatsen de (absolute) freatische grondwaterstanden gedaald t.o.v. een maand eerder. 34% van de meetplaatsen bleef stabiel en op 17% was er een stijging.
Momenteel bevinden we ons op de overgang van het hydrologische zomer- naar het hydrologische winterseizoen (oktober tot eind maart). Vanaf nu is een verschuiving naar klassen met hogere absolute grondwaterstanden de normale trend door een lagere verdamping vanuit bodem en vegetatie o.i.v. -normaal gezien- lagere temperaturen en het einde van het groeiseizoen.
Op 2/10/2023 vertoonde de overgrote meerderheid van de locaties (87%) een normale tot (zeer) hoge freatisch grondwaterstand voor de tijd van het jaar: 13% van de meetplaatsen was laag (10%) tot zeer laag (3%), 43% normaal, en 44% hoog (30%) tot zeer hoog (14%) voor de tijd van het jaar (Figuur 2).
De relatieve grondwaterstandindicator met stijgende/dalende peilen (Figuur 5):
Figuur 5: Huidige grondwaterstandsveranderingen en relatieve situering van de huidige freatische grondwaterstand.
Worden er volgende maand zeer lage of zeer hoge freatische grondwaterstanden verwacht?
Volgende maand verwachten we bij nat weer op 12% van de meetplaatsen zeer hoge (absolute én relatieve) grondwaterstanden (Figuur 6).
Volgende maand verwachten we bijna nergens tegelijk absoluut én relatief zeer lage grondwaterstanden.
Besluit freatisch grondwater
De afgelopen maand zijn er geen belangrijke evoluties op te merken in de toestand van het freatische grondwater voor de tijd van het jaar. Deze toestand blijft in het algemeen eerder nat voor de tijd van het jaar.
Op 2/10/2023 vertoonde de overgrote meerderheid van de locaties (87%) een normale tot (zeer) hoge freatisch grondwaterstand voor de tijd van het jaar: 13% van de meetplaatsen was laag (10%) tot zeer laag (3%), 43% normaal, en 44% hoog (30%) tot zeer hoog (14%) voor de tijd van het jaar.
Meer info over de werking van het grondwatersysteem en de betekenis van lage grondwaterstanden vind je in dit filmpje. Op dov.vlaanderen.be vind je alle grondwaterstanden, de huidige toestand en de interactieve kaart voor het freatische grondwater.