Grondwaterstandindicator 05-02-2023
Info
De grondwaterstandindicator is gebaseerd op maandelijkse peilmetingen in het primair meetnet door de VMM, SCK en De Watergroep voor freatische peilfilters met continue meetreeksen van minstens 11 jaar. Die maandelijkse peilmetingen worden aangevuld met dagelijkse modelberekeningen voor de afgelopen 30 jaar.
- Wil je meer informatie over hoe de grondwaterstandindicator, de kaarten en figuren op deze pagina zijn opgesteld? Neem dan zeker een kijkje op de pagina 'Opbouw grondwaterstandindicator ' en naar de algemene pagina van de grondwaterstandindicator.
- Wil je de grafieken en cijfers van de meest actuele indicator meteen op kaart bekijken in de DOV-verkenner? Neem dan een kijkje op de kaartlaag 'Grondwaterstandindicator freatisch grondwater voor de tijd van het jaar (meest actueel)'.
- Wil je de rapporten van de afgelopen maanden en jaren bekijken, dat kan bij de 'Historische grondwaterstandindicator '.
- De actuele waterschaarste- en droogtetoestand in Vlaanderen kan u vinden op www.opdehoogtevandroogte.be.
datum rapport: 06-02-2023
referentiedatum: 05-02-2023
aantal gebruikte meetplaatsen: 154
Historische vergelijking
De freatische grondwaterstand schommelt tijdens het jaar: hoog op het einde van de winter en laag op het einde van de zomer. Met de grondwaterstandindicator kijken we naar de toestand van het grondwater t.o.v. alle peilen gedurende het jaar (absolute vergelijking) en de toestand voor de tijd van het jaar (relatieve vergelijking).
-
Absolute vergelijking: Staat het freatisch grondwater hoog of laag (ten opzichte van alle dagelijkse peilen van de afgelopen 30 jaar)?
Op 5/02/2023 vertoonde 9% van de meetplaatsen een lage (5%) tot zeer lage (4%) freatische grondwaterstand. 34% vertoonde een normale en 57% een hoge (36%) tot zeer hoge (21%) grondwaterstand (Figuur 1).
Vanaf maart 2022 was er een gestage evolutie naar meer lage tot zeer lage grondwaterstanden. Die trend keerde begin september om tot een vrij beperkt aandeel lage grondwaterstanden begin februari 2023. Gedurende het hydrologische winterseizoen (begin oktober tot eind maart) is een verschuiving naar klassen met hogere grondwaterstanden de normale trend.
De situatie begin februari 2022 was -na een nat 2021- gelijkaardig, maar net iets natter dan de huidige situatie, met iets minder dan 5% lage tot zeer lage, en ook wat meer hoge tot zeer hoge grondwaterstanden (62%) dan nu.
Figuur 1: Absolute toestand van de freatische grondwaterstand: Percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand (ten opzichte van alle peilen van de afgelopen 30 jaar). In de winter worden vooral hoge grondwaterstanden verwacht, in de zomer vooral lage.
-
Relatieve vergelijking: Wat is de toestand van de freatische grondwaterstand voor de tijd van het jaar?
Op 5/02/2023 vertoonde 37% van de meetplaatsen een lage (25%) tot zeer lage (12%) freatische grondwaterstand voor de tijd van het jaar. 42% vertoonde een normale, en 21% een hoge (16%) tot zeer hoge (5%) grondwaterstand voor de tijd van het jaar (Figuur 2).
Na een nat 2021, maar daarna een droge lente en uiterst droge zomer in 2022, was het aandeel lage tot zeer lage standen voor de tijd van het jaar begin september 2022 op een maximum vergelijkbaar met de droge periodes van de voorbije droge zomers 2018-2020. In de tweede helft van september en vooral vanaf half december tot half januari 2023 zien we een verbetering van de situatie, en vanaf de laatste week van januari 2023 opnieuw een kleine terugval.
Begin februari 2023 zijn er nog iets meer lage tot zeer lage grondwaterstanden voor de tijd van het jaar t.o.v. hetzelfde tijdstip vorige jaar (37% t.o.v. 31%).
Figuur 2: Relatieve toestand van de freatische grondwaterstand: percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand voor de tijd van het jaar.
Onderstaande Figuur 3 toont voor Europa op 30/01/2023 een oppervlakkige grondwaterdroogteindicator van NASA op basis van satellietdata en modellen. Hieruit blijkt dat de huidige droogte in grote delen van Europa een gelijkaardig effect heeft op het freatische grondwater. Ten opzichte van het vorige toestandsrapport blijkt de geïmpacteerde oppervlakte wel afgenomen. Vlaanderen bevindt zich niet meer in de droogste gebieden op die kaart.
Figuur 4 toont de grafiek voor de relatieve toestand van 1/1/2000 tot 1/12/2022. In de periode 2017-2020 zagen we duidelijk langere periodes met grotere percentages lage tot zeer lage freatische grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. Iets langere periodes met belangrijke aandelen normale/hoge grondwaterstanden voor de tijd van het jaar kwamen toen bijna niet voor, met uitzondering van het voorjaar van 2018. De zomer van 2021 staat in sterk contrast met de droge periode daarvoor. Vanaf maart 2022 zien we terug stijgende percentages lage tot zeer lage freatische grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. Deze (en de verdere) evolutie hangt af van hoeveel neerslag er valt en hoeveel water er verdampt. Neerslag en verdamping bepalen samen het neerslagtekort. Bij een groter dan normaal neerslagtekort is het logische gevolg dat ook de grondwaterstanden sneller dalen of trager herstellen dan normaal.
De voorspellingen voor klimaatverandering geven aan dat periodes van droogte langer zullen duren, vaker zullen voorkomen en intenser (=groter neerslagtekort) zullen zijn. We stellen vast dat de uitzonderlijke omstandigheden van de afgelopen jaren overeenkomen met deze voorspellingen (figuur 4).
Figuur 4: Relatieve toestand van de freatische grondwaterstand (1/1/2000 - 1/12/2022): Percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand voor de tijd van het jaar.
Is het freatische grondwater gestegen of gedaald ?
Op 5/02/2023 waren op 73% van de meetplaatsen de (absolute) freatische grondwaterstanden gestegen t.o.v. een maand eerder. 8% van de meetplaatsen bleef stabiel en op 19% was er een daling. Vanaf de start van het hydrologische winterseizoen (begin oktober) neemt de grondwatervoeding
normaal gezien toe door de afname in verdamping onder invloed van de dalende temperaturen en het einde van het vegetatieve groeiseizoen. Een verschuiving naar klassen met hogere (absolute) grondwaterstanden is tot eind maart de normale trend.
Op 5/02/2023 vertoonde 37% van de meetplaatsen een lage (25%) tot zeer lage (12%) freatische grondwaterstand voor de tijd van het jaar. 42% vertoonde een normale, en 21% een hoge (16%) tot zeer hoge (5%) grondwaterstand voor de tijd van het jaar (Figuur 2).
Relatieve grondwaterstandindicator met stijgende/dalende peilen (Figuur 5):
Figuur 5: Huidige grondwaterstandsveranderingen en relatieve situering van de huidige freatische grondwaterstand.
Worden er volgende maand zeer lage of zeer hoge freatische grondwaterstanden verwacht?
Volgende maand verwachten we bij nat weer op 21% van de meetplaatsen zeer hoge (absolute én relatieve) grondwaterstanden, bij normaal weer op 6%, en bij droog weer op slechts 1% van de meetplaatsen (Figuur 6).
Besluit freatisch grondwater
De afgelopen maand zien we een verbetering van de toestand van het freatisch grondwater voor de tijd van het jaar. Op 5/02/2023 vertoonde 37% van de meetplaatsen een lage (25%) tot zeer lage (12%) freatische grondwaterstand voor de tijd van het jaar. 42% vertoonde een normale, en 21% een hoge (16%) tot zeer hoge (5%) grondwaterstand voor de tijd van het jaar.
Begin februari 2023 zijn er nog iets meer lage tot zeer lage grondwaterstanden voor de tijd van het jaar t.o.v. hetzelfde tijdstip vorige jaar (37% t.o.v. 31%).
Meer info over de werking van het grondwatersysteem en de betekenis van lage grondwaterstanden vind je in dit filmpje.