Grondwaterstandindicator 06-02-2021

 Info

De grondwaterstandsindicator is gebaseerd op maandelijkse peilmetingen in het primair meetnet door de VMM, SCK en De Watergroep voor freatische peilfilters met continue meetreeksen van minstens 11 jaar. Die maandelijkse peilmetingen worden aangevuld met dagelijkse modelberekeningen voor de afgelopen 30 jaar.

  • Wil je meer informatie over hoe de grondwaterstandindicator, de kaarten en figuren op deze pagina zijn opgesteld? Neem dan zeker een kijkje op de pagina 'Opbouw grondwaterstandindicator ' en naar de algemene pagina  van de grondwaterstandindicator.
  • Wil je de grafieken en cijfers van de meest actuele indicator meteen op kaart bekijken in de DOV-verkenner ? Neem dan een kijkje op de kaartlaag 'Grondwaterstandindicator freatisch grondwater voor de tijd van het jaar (meest actueel)'.
  • Wil je de rapporten van de afgelopen maanden en jaren bekijken, dat kan bij de 'Historische grondwaterstandindicator '. 
  • De actuele waterschaarste- en droogtetoestand in Vlaanderen kan u vinden op www.opdehoogtevandroogte.be.
  • Het volledige rapport 'Toestand van het watersysteem' kan je vinden op www.waterinfo.be.

datum rapport: 08-02-2021
referentiedatum: 06-02-2021
aantal gebruikte meetplaatsen: 154

Historische vergelijking

De freatische grondwaterstand schommelt gedurende het jaar: hoog in de winter en laag in de zomer. Met de grondwaterstandindicator kijken we naar de toestand van het grondwater t.o.v. alle standen gedurende het jaar (absolute vergelijking) en de toestand voor de tijd van het jaar (relatieve vergelijking).

  • Absolute vergelijking: Staat het freatisch grondwater hoog of laag (ten opzichte van alle dagelijkse peilen van de afgelopen 30 jaar)?

Op 6/2/2021 vertonen de meeste locaties (81%) een normale tot zeer hoge grondwaterstand (normaal: 19%; hoog: 19%; zeer hoog: 43%). 19% vertoont nog een lage (11%) of zeer lage (8%) absolute grondwaterstand (Figuur 1).

Een groot percentage hoge absolute grondwaterstanden is de normale situatie in de winter. Onder invloed van de grote hoeveelheid neerslag in januari in combinatie met de lage verdamping in het winterseizoen zien we een sterke stijging van de grondwaterstanden, met een gestage afname van de percentages lage/zeer lage peilen.

Vorig jaar rond deze periode zagen we een gelijkaardige toestand. Enerzijds waren er toen al wel langere tijd iets meer normale standen, anderzijds zagen we begin februari ’20 ook wel wat minder hoge/zeer hoge grondwaterstanden.

samenvatting_filters_2020-01-06 tot 2021-02-06_absolute.png
Figuur 1: Absolute toestand van de freatische grondwaterstand: percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand (ten opzichte van alle dagelijkse peilen van de afgelopen 30 jaar). 
In de winter worden vooral hoge grondwaterstanden verwacht, in de zomer vooral lage.

 

 

  • Relatieve vergelijking: Wat is de toestand van de freatische grondwaterstand voor de tijd van het jaar?

Op 6/2/2021 vertonen de meeste locaties (65%) een normale tot zeer hoge grondwaterstand voor de tijd van het jaar (normaal: 24%; hoog: 18%; zeer hoog: 23%). Het percentage locaties met een zeer lage (21%) of lage (14%) stand voor de tijd van het jaar is de afgelopen maand sterk afgenomen tot 35% (Figuur 2).

De afgelopen maand stegen de peilen niet alleen in absolute zin, maar ook sterk in relatieve zin. Het herstel verliep in januari sneller dan verwacht door de overvloedige regen (en geringe verdamping). Daardoor zien we sinds half december een sterke afname van het aandeel lage tot zeer lage peilen voor de tijd van het jaar.

Het merendeel van de meetlocaties vertoonde gedurende het huidige hydrologisch jaar (1 april ’20 t.e.m. 31 maart ’21) quasi continu lage tot zeer lage grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. Pas eind januari helde de situatie over naar een meerderheid normale/hoge/zeer hoge grondwaterstanden voor de tijd van het jaar.

Rond dezelfde periode vorig jaar zagen we een gelijkaardige evolutie naar minder lage/zeer lage grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. Vorig hydrologisch jaar (1 april ‘19 t.e.m. 31 maart ‘20) werd ook gekenmerkt door een groot aandeel lage tot zeer lage relatieve grondwaterstanden. De natte februari '20 zorgde toen kortstondig voor een omslag naar een meerderheid hoge/zeer hoge standen voor de tijd van het jaar. 

 

samenvatting_filters_2020-01-06 tot 2021-02-06_relative.png
Figuur 2: Relatieve toestand van de freatische grondwaterstand: percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand voor de tijd van het jaar.

 

De grafiek voor de relatieve toestand voor de afgelopen 10 jaar ( figuur 3) laat voor de afgelopen 4 jaren duidelijk een sterke verhoging van de aandelen lage tot zeer lage grondwaterstanden voor de tijd van het jaar zien. Periodes met belangrijke aandelen normale/hoge grondwaterstanden voor de tijd van het jaar kwamen de afgelopen 4 jaar bijna niet voor (uitzondering: voorjaar 2018 en februari-maart 2020).

samenvatting_filters_2011-01-31 tot 2021-01-31_relative.png
Figuur 3: Relatieve toestand van de freatische grondwaterstand (2011 – nu): Percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand voor de tijd van het jaar.

 

Is het freatische grondwater gestegen of gedaald ?

Ten opzichte van vorige maand zijn de (absolute) peilen op 96% van de locaties gestegen en op 4% van de locaties gelijk gebleven. Stijgende grondwatertafels zijn de normale trend in het hydrologisch winterseizoen (tot eind maart). De stijging is momenteel zo sterk dat de meeste peilen (65%) nu normaal tot zeer hoog zijn voor de tijd van het jaar, na een lange periode met overwegend lage tot zeer lage peilen voor de tijd van het jaar.

De overblijvende lage/zeer lage peilen bevinden zich vooral in het oosten van Vlaanderen. Deze zijn vaak gelinkt aan locaties met van nature diepere grondwatertafels, hellende topografie en/of minder doorlatende bodems waardoor deze locaties trager reageren op veranderingen in weersomstandigheden.

Relatieve grondwaterstandindicator met stijgende/dalende peilen (Figuur 4):

Huidige toestand voor de tijd van het jaar, met verandering van grondwaterstand ten opzichte van vorige maand
Figuur 4: Huidige grondwaterstandsveranderingen en relatieve situering van de huidige freatische grondwaterstand.

 

 

Worden er volgende maand zeer lage of zeer hoge freatische grondwaterstanden verwacht?

Bij droog of normaal weer verwachten we volgende maand op 5% van de locaties verspreid over Vlaanderen tegelijk absoluut én relatief zeer lage grondwaterstanden, en bij nat weer nog op 4% van de locaties (Figuur 5).

Voorspelling locaties met gelijktijdig zeer lage absolute en relatieve grondwaterstanden volgende maand in functie van verschillende weerscenario's
Figuur 5: Meetplaatsen waar volgende maand absoluut én relatief zeer lage (<P10) freatische grondwaterstanden worden verwacht.

 

Volgende maand worden er bij nat weer op ca. 34% van de locaties zeer hoge (absolute én relatieve) grondwaterstanden verwacht, bij normaal weer op 10% en bij droog weer nog op 4% van de locaties (Figuur 6).

Locaties waar volgende maand zowel met de relatieve als met de absolute vergelijking zeer hoge (>P90) grondwaterstanden worden verwacht
Figuur 6: Meetplaatsen waar volgende maand absoluut én relatief zeer hoge (>P90) freatische grondwaterstanden worden verwacht.

 

 

Besluit

Ten opzichte van vorige maand zijn de (absolute) freatische grondwaterstanden op bijna alle locaties (96%) gestegen. Stijgende grondwatertafels zijn de normale trend in het hydrologisch winterseizoen (tot eind maart).

Het merendeel van de locaties (65%) vertoont nu ook een normale tot zeer hoge grondwaterstand voor de tijd van het jaar (normaal: 24%; hoog: 18%; zeer hoog: 23%). Het herstel verliep in januari sneller dan verwacht door de overvloedige regen, in combinatie met de sowieso geringe verdamping gedurende het winterseizoen.

De overblijvende locaties met lage/zeer lage peilen bevinden zich vooral in het oosten van Vlaanderen. Het gaat vooral om locaties waar het de afgelopen maanden wat minder regende en/of waar de grondwaterstanden trager reageren op veranderingen in weersomstandigheden.

De huidige situatie is vergelijkbaar aan vorig jaar toen de natte februari '20 voor een kortstondige omslag zorgde naar meer hoge/zeer hoge standen voor de tijd van het jaar. Dat gebeurde ook na een lange periode met overwegend lage/zeer lage peilen voor de tijd van het jaar.