Grondwaterstandindicator 06-03-2021

 Info

De grondwaterstandsindicator is gebaseerd op maandelijkse peilmetingen in het primair meetnet door de VMM, SCK en De Watergroep voor freatische peilfilters met continue meetreeksen van minstens 11 jaar. Die maandelijkse peilmetingen worden aangevuld met dagelijkse modelberekeningen voor de afgelopen 30 jaar.

  • Wil je meer informatie over hoe de grondwaterstandindicator, de kaarten en figuren op deze pagina zijn opgesteld? Neem dan zeker een kijkje op de pagina 'Opbouw grondwaterstandindicator ' en naar de algemene pagina  van de grondwaterstandindicator.
  • Wil je de grafieken en cijfers van de meest actuele indicator meteen op kaart bekijken in de DOV-verkenner ? Neem dan een kijkje op de kaartlaag 'Grondwaterstandindicator freatisch grondwater voor de tijd van het jaar (meest actueel)'.
  • Wil je de rapporten van de afgelopen maanden en jaren bekijken, dat kan bij de 'Historische grondwaterstandindicator '. 
  • De actuele waterschaarste- en droogtetoestand in Vlaanderen kan u vinden op www.opdehoogtevandroogte.be.
  • Het volledige rapport 'Toestand van het watersysteem' kan je vinden op www.waterinfo.be.

datum rapport: 08-03-2021
referentiedatum: 06-03-2021
aantal gebruikte meetplaatsen: 154

Historische vergelijking

De freatische grondwaterstand schommelt gedurende het jaar: hoog in de winter en laag in de zomer. Met de grondwaterstandindicator kijken we naar de toestand van het grondwater t.o.v. alle standen gedurende het jaar (absolute vergelijking) en de toestand voor de tijd van het jaar (relatieve vergelijking).

  • Absolute vergelijking: Staat het freatisch grondwater hoog of laag (ten opzichte van alle dagelijkse peilen van de afgelopen 30 jaar)?

Op 6/3/2021 vertonen de meeste locaties (89%) een normale tot zeer hoge grondwaterstand (normaal: 38%; hoog: 44%; zeer hoog: 7%). 11% vertoont nog een lage (6%) of zeer lage (5%) absolute grondwaterstand (Figuur 1).

samenvatting_filters_2020-02-06 tot 2021-03-06_absolute_bron.png
Figuur 1: Absolute toestand van de freatische grondwaterstand: percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand (ten opzichte van alle dagelijkse peilen van de afgelopen 30 jaar). 
In de winter worden vooral hoge grondwaterstanden verwacht, in de zomer vooral lage.

 

Een groot percentage hoge absolute grondwaterstanden is de normale situatie in de winter. De afgelopen maand echter daalde de grondwaterstand op zo’n 62% van de meetplaatsen. Na een toename tot de eerste helft van februari, zien we in de tweede helft van februari dan weer een afname van de percentages hoge tot zeer hoge grondwaterstanden.

Vorig jaar trad de piek in hoge/zeer hoge grondwaterstanden iets later op; begin maart t.o.v. begin februari dit jaar. Die piek was vorig jaar ook iets hoger.
 

  • Relatieve vergelijking: Wat is de toestand van de freatische grondwaterstand voor de tijd van het jaar?

Op 6/3/2021 vertoont ruimt de helft van de meetplaatsen (54%) opnieuw een zeer lage (28%) tot lage (26%) grondwaterstand voor de tijd van het jaar. Op de overige meetplaatsen zijn de standen normaal (40%) of hoog (6%) voor de tijd van het jaar (Figuur 2).

Vanaf midden december 2020 tot midden februari 2021 namen de percentages hoge tot zeer hoge grondwaterstanden voor de tijd van het jaar gestaag toe. Vanaf half februari keert die trend om en stijgen de percentages lage tot zeer lage grondwaterstanden voor de tijd van het jaar opnieuw.

Vorig voorjaar zagen we een gelijkaardige eerder kortstondige periode met meer hoge/zeer hoge grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. Die piek deed zich vorig jaar een maandje later voor, begin maart 2020 t.o.v. begin februari dit jaar. Ook was de piek vorig jaar hoger.

samenvatting_filters_2020-01-06 tot 2021-02-06_relative.png
Figuur 2: Relatieve toestand van de freatische grondwaterstand: percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand voor de tijd van het jaar.


De grafiek voor de relatieve toestand voor de afgelopen 10 jaar (Figuur 3) laat voor de afgelopen 4 jaren duidelijk een sterke verhoging van de aandelen lage tot zeer lage grondwaterstanden voor de tijd van het jaar zien. Iets langere periodes met belangrijke aandelen normale/hoge grondwaterstanden voor de tijd van het jaar kwamen de afgelopen 4 jaar bijna niet voor (uitzondering: voorjaar 2018).

samenvatting_filters_2011-01-31 tot 2021-01-31_relative.png
Figuur 3: Relatieve toestand van de freatische grondwaterstand (2011 – nu): Percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand voor de tijd van het jaar.

 

Is het freatische grondwater gestegen of gedaald ?

Ten opzichte van vorige maand zijn de (absolute) peilen op 26% van de meetplaatsen gestegen, op 12% gelijk gebleven, en op 62% gedaald. Op de meeste locaties zien we dus een daling, terwijl stijgende grondwatertafels de normale trend zijn in het hydrologisch winterseizoen (tot eind maart). Die dalingen zorgen ervoor dat ruim de helft van de meetplaatsen (54%) opnieuw een zeer lage (28%) tot lage (26%) grondwaterstand voor de tijd van het jaar vertoont.

Terwijl vorige maand de lage tot zeer lage peilen voor de tijd van het jaar zich vooral in het oosten van Vlaanderen bevonden, komen ze nu opnieuw verspreid over Vlaanderen voor.

Relatieve grondwaterstandindicator met stijgende/dalende peilen (Figuur 4):

Huidige toestand voor de tijd van het jaar, met verandering van grondwaterstand ten opzichte van vorige maand
Figuur 4: Huidige grondwaterstandsveranderingen en relatieve situering van de huidige freatische grondwaterstand.

 

Worden er volgende maand zeer lage of zeer hoge freatische grondwaterstanden verwacht?

Bij droog of normaal weer verwachten we volgende maand op 7% van de locaties verspreid over Vlaanderen tegelijk absoluut én relatief zeer lage grondwaterstanden, en bij nat weer nog op 5% van de locaties (Figuur 5).

Voorspelling locaties met gelijktijdig zeer lage absolute en relatieve grondwaterstanden volgende maand in functie van verschillende weerscenario's
Figuur 5: Meetplaatsen waar volgende maand absoluut én relatief zeer lage (<P10) freatische grondwaterstanden worden verwacht.


Volgende maand worden er bij nat weer op ca. 18% van de locaties zeer hoge (absolute én relatieve) grondwaterstanden verwacht, bij normaal weer op 3% en bij droog weer nog op 1% van de locaties (Figuur 6).

Locaties waar volgende maand zowel met de relatieve als met de absolute vergelijking zeer hoge (>P90) grondwaterstanden worden verwacht
Figuur 6: Meetplaatsen waar volgende maand absoluut én relatief zeer hoge (>P90) freatische grondwaterstanden worden verwacht.

Besluit

Ten opzichte van vorige maand zijn de (absolute) freatische grondwaterstanden op 62% van alle meetplaatsen gedaald. Op 27% van de meetplaatsen zijn er stijgingen. Stijgende grondwatertafels zijn de normale trend in het hydrologisch winterseizoen (tot eind maart).

Op 6/3/2021 vertoont ruim de helft van de meetplaatsen (54%) opnieuw een lage (26%) tot zeer lage (28%) grondwaterstand voor de tijd van het jaar. De natte januari ’21 zorgde dus slechts kort voor een periode met overwegend hoge tot zeer hoge standen voor de tijd van het jaar.

Op het einde van het hydrologisch winterseizoen (tot eind maart) verwachten we de hoogste absolute grondwaterstanden. Op 6/3/2021 vertoont iets meer dan de helft een hoge (44%) tot zeer hoge (7%) absolute grondwaterstand.

We merken op dat er in meer dan de helft van de meetlocaties van zowel grondwaterpeil als oppervlaktewaterdebiet, lage tot zeer lage waarden voor de tijd van het jaar geregistreerd worden. Dat wijst op een drogere toestand dan wat we op het einde van een gemiddelde winter verwachten.