Grondwaterstandindicator 06-11-2021

Info

De grondwaterstandindicator is gebaseerd op maandelijkse peilmetingen in het primair meetnet door de VMM, SCK en De Watergroep voor freatische peilfilters met continue meetreeksen van minstens 11 jaar. Die maandelijkse peilmetingen worden aangevuld met dagelijkse modelberekeningen voor de afgelopen 30 jaar.

  • Wil je meer informatie over hoe de grondwaterstandindicator, de kaarten en figuren op deze pagina zijn opgesteld? Neem dan zeker een kijkje op de pagina 'Opbouw grondwaterstandindicator ' en naar de algemene pagina  van de grondwaterstandindicator.
  • Wil je de grafieken en cijfers van de meest actuele indicator meteen op kaart bekijken in de DOV-verkenner ? Neem dan een kijkje op de kaartlaag 'Grondwaterstandindicator freatisch grondwater voor de tijd van het jaar (meest actueel)'.
  • Wil je de rapporten van de afgelopen maanden en jaren bekijken, dat kan bij de 'Historische grondwaterstandindicator '. 
  • De actuele waterschaarste- en droogtetoestand in Vlaanderen kan u vinden op www.opdehoogtevandroogte.be.
  • Het volledige rapport 'Toestand van het watersysteem' kan je vinden op www.waterinfo.be.

datum rapport: 08-11-2021
referentiedatum: 06-11-2021
aantal gebruikte meetplaatsen: 154

Historische vergelijking

De freatische grondwaterstand schommelt gedurende het jaar: hoog in de winter en laag in de zomer. Met de grondwaterstandindicator kijken we naar de toestand van het grondwater t.o.v. alle standen gedurende het jaar (absolute vergelijking) en de toestand voor de tijd van het jaar (relatieve vergelijking).

  • Absolute vergelijking: Staat het freatisch grondwater hoog of laag (ten opzichte van alle dagelijkse peilen van de afgelopen 30 jaar)?

Op 6/11/2021 vertoont 66% van de meetplaatsen een normale freatische grondwaterstand. 19% vertoont een lage (16%) tot zeer lage (3%) grondwaterstand. 15% vertoont een hoge grondwaterstand (Figuur 1).

Vanaf begin oktober zien we een duidelijke evolutie naar minder lage en meer normale tot hoge grondwaterstanden. Gedurende het hydrologische winterseizoen (oktober-maart) is een verschuiving naar klassen met hogere grondwaterstanden de normale trend. In vergelijking met hetzelfde tijdstip vorig jaar zien we nu veel meer normale standen (66% versus 21% vorig jaar) en veel minder lage tot zeer lage grondwaterstanden (19% versus 78% vorig jaar).

Figuur 1

Figuur 1: Absolute toestand van de freatische grondwaterstand: Percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand (ten opzichte van alle peilen van de afgelopen 30 jaar). In de winter worden vooral hoge grondwaterstanden verwacht, in de zomer vooral lage.

 

  • Relatieve vergelijking: Wat is de toestand van de freatische grondwaterstand voor de tijd van het jaar?

Op 6/11/2021 vertoont 46% van de meetplaatsen een normale freatische grondwaterstand voor de tijd van het jaar. Nog eens 46% vertoont een hoge (31%) tot zeer hoge (15%), en 8% een lage (5%) tot zeer lage (3%) grondwaterstand voor de tijd van het jaar (Figuur 2).

Oktober 2021 was over het algemeen een natte maand (KMI). Dat zorgde vooral begin oktober voor een stijging van de percentages hoge tot zeer hoge grondwaterstanden voor de tijd van het jaar.
In vergelijking met vorig jaar zijn er begin november veel minder lage tot zeer lage grondwaterstanden voor de tijd van het jaar: 8% begin november 2021 t.o.v. 68% begin november 2020.

samenvatting_filters_relative.png

Figuur 2: Relatieve toestand van de freatische grondwaterstand: percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand voor de tijd van het jaar.

 

Figuur 3 toont de grafiek voor de relatieve toestand van 2000 tot nu. De afgelopen 4 jaren zagen we duidelijk langere periodes met grotere percentages lage tot zeer lage freatische grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. Iets langere periodes met belangrijke aandelen normale/hoge grondwaterstanden voor de tijd van het jaar kwamen de afgelopen 4 jaar bijna niet voor, met uitzondering van het voorjaar van 2018. Het afgelopen zomerseizoen 2021 staat in sterk contrast met de voorbije jaren (Figuur 3).

samenvatting_filters_20_jaar.png

Figuur 3: Relatieve toestand van de freatische grondwaterstand (1/2000 – 8/2021): Percentage van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand voor de tijd van het jaar.

 

Is het freatische grondwater gestegen of gedaald ?

Onder invloed van de natte weersomstandigheden in oktober (KMI) en de verminderde verdamping aan het eind van het groeiseizoen zien we dat de freatische grondwaterstanden de afgelopen maand op 78% van de meetplaatsen zijn gestegen, op 13% gelijk zijn gebleven en op 9% zijn gedaald. Stijgende grondwatertafels zijn de normale trend tijdens het hydrologisch winterseizoen (oktober-maart). Op 6/11/2021 vertoont 46% van de meetplaatsen een normale grondwaterstand voor de tijd van het jaar, nog eens 46% vertoont een hoge (31%) tot zeer hoge (15%), en 8% een lage (5%) tot zeer lage (3%) grondwaterstand voor de tijd van het jaar.

De relatieve grondwaterstandindicator met stijgende/dalende peilen (Figuur 4):

Huidige toestand voor de tijd van het jaar, met verandering van grondwaterstand ten opzichte van vorige maand

Figuur 4: Huidige grondwaterstandsveranderingen en relatieve situering van de huidige freatische grondwaterstand.

 

Worden er volgende maand zeer lage of zeer hoge freatische grondwaterstanden verwacht?

Volgende maand worden er weinig zeer lage (absolute én relatieve) grondwaterstanden verwacht (Figuur 5).

Voorspelling locaties met gelijktijdig zeer lage absolute en relatieve grondwaterstanden volgende maand in functie van verschillende weerscenario's

Figuur 5: Meetplaatsen waar volgende maand absoluut én relatief zeer lage (<P10) freatische grondwaterstanden worden verwacht.

 

Volgende maand worden er bij nat weer op ca. 27% van de meetplaatsen zeer hoge (absolute én relatieve) grondwaterstanden verwacht, bij normaal weer op 11%, en bij droog weer slechts op 1% van de meetplaatsen (Figuur 6).

Figuur 6: Meetplaatsen waar volgende maand absoluut én relatief zeer hoge (>P90) freatische grondwaterstanden worden verwacht.

Figuur 6: Meetplaatsen waar volgende maand absoluut én relatief zeer hoge (>P90) freatische grondwaterstanden worden verwacht.

Besluit

Oktober 2021 was een natte maand (KMI) en bovendien zorgt het einde van het groeiseizoen voor een verminderde verdamping. De afgelopen maand stegen de freatische grondwaterstanden dan ook op 78% van de meetplaatsen. Stijgende grondwatertafels zijn de normale trend tijdens het hydrologisch winterseizoen (oktober-maart). Op 6/11/2021 vertoont 46% van de meetplaatsen een normale grondwaterstand voor de tijd van het jaar, nog eens 46% vertoont een hoge, en 8% een lage grondwaterstand voor de tijd van het jaar. In vergelijking met een jaar eerder zijn er begin november 2021 veel minder lage grondwaterstanden voor de tijd van het jaar  (8% versus 68% vorig jaar).

Meer info over de werking van het grondwatersysteem en de betekenis van lage grondwaterstanden vind je in dit filmpje.