Grondwaterstandindicator mei 2016
Info
datum rapport: 07-06-2016
referentiedatum: 31-05-2016
aantal meetplaatsen gebruikt: 158
Wil je meer informatie over hoe de grondwaterstandindicator, de kaarten en figuren op deze pagina zijn opgesteld? Neem dan zeker een kijkje op de pagina 'Opbouw grondwaterstandindicator'.
Relatieve vergelijking: wat is de toestand voor de tijd van het jaar?
Globaal genomen waren de grondwaterstanden in mei vooral normaal (tussen ca. 30 % en 50 % van de locaties) en hoog (tussen ca. 30 % en 60 % van de locaties) voor de tijd van het jaar. Tijdens het grootste deel van de maand mei zijn er tusen 10 % en 30 % zeer hoge grondwaterstanden. In het midden van de maand waren de grondwaterstanden meestal lager dan in het begin en aan het einde van de maand. Lage grondwaterstanden blijven in de volledige periode beperkt tot ca. 5 % tot 15 % van de locaties (zie figuur 1). Gezien de meeste locaties slechts een keer per maand bemeten worden, is de stijging van het aandeel (zeer) hoge grondwaterstanden op het einde van mei voornamelijk het gevolg van de met het SWAP model voorspelde respons van de grondwaterstand op de hevige regenbuien in deze periode. Deze stijging moet met de metingen van de maand juni bevestigd worden.
Figuur 1: Relatieve toestand van de grondwaterstand: % van de meetplaatsen met een zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand
Absolute vergelijking: staat het grondwater historisch hoog of laag?
De algemene daling van de grondwaterstanden die sinds begin maart wordt waargenomen zet zich ook verder in mei. Sinds mei gaat deze daling niet alleen gepaard met een vermindering van de hoge grondwaterstanden ten voordele van de normale grondwaterstanden maar ook een stijging het aantal locaties met lage grondwaterstanden. In de loop van mei is het aantal locaties met zeer lage grondwaterstanden gestegen tot ca. 15 % (zie figuur 2). Sinds midden mei zijn er tussen 10 % en 15 % lage grondwaterstanden, tot 70 % normale grondwaterstanden en 15 % tot 25 % hoge grondwaterstanden. De onweersbuien in de laatste dagen van de maand hebben gezorgd voor een stijging van het aantal plaatsen met een zeer hoge of hoge grondwaterstand, een atypische evolutie voor deze periode van het jaar. Zoals eerder beschreven moet de stijging van de laatste dagen van mei nog bevestigd worden in de metingen van juni.
Figuur 2: Absolute toestand van de grondwaterstand: % van de meetplaatsen met een historisch zeer lage, lage, normale, hoge of zeer hoge grondwaterstand
Is het grondwater gestegen of gedaald ?
Hoge en normale grondwaterstanden zijn heel goed verspreid over heel Vlaanderen. Aan de kust en in het zuidoostelijk deel van Vlaanderen zijn de grondwaterstanden eerder laag of zeer laag. Meer dan de helft van de grondwaterstanden zijn gedaald (86 van de 158 locaties hebben een lagere grondwaterstand op 31 mei dan op 30 april). Dalende grondwaterstanden bevinden zich in heel Vlaanderen behalve in het zuiden van Limburg en centraal Oost-Vlaanderen waar de grondwaterstanden meer stijgen of stabiel zijn. Omdat op de kaart de toestand op 31 mei wordt getoond zijn er een groot aantal zeer hoge grondwaterstanden voor de tijd van het jaar. Deze situatie is op enkele dagen ontstaan, en deze grondwaterstanden waren voor het overgrote deel van de maand eerder hoger dan normaal in plaats van zeer hoog.
Figuur 3: Grondwaterstandsveranderingen en relatieve situering van de grondwaterstand op de referentiedatum van dit rapport
Worden er volgende maand zeer hoge of zeer lage grondwaterstanden verwacht?
Hoewel we in de komende maand een verdere daling van de grondwaterstanden verwachten, zou het aantal locaties met zeer lage grondwaterstanden beperkt moeten blijven. Enkel bij droog weer verwachten we op 4 van de 158 locaties zowel historisch als voor de tijd van het jaar zeer lage grondwaterstanden (zie figuur 5). Door de natte perdiode aan het einde van de maand mei verwachten we bij normaal weer op 6 locaties, en bij nat weer bijkomend op 26 locaties zeer hoge grondwaterstanden (historisch en voor de tijd van het jaar). Deze bevinden zich vooral in het noordoostelijk deel van Vlaanderen en ook in Oost-Vlaanderen (zie figuur 4).
Figuur 4: Meetplaatsen waar volgende maand zeer hoge (> P90) grondwaterstanden worden verwacht
Figuur 5: Overzichtskaart: locaties waar volgende maand zeer lage (< P10) grondwaterstanden worden verwacht
Conclusie
Tijdens de maand mei is de grondwaterstand globaal genomen verder gedaald, op meer dan de helft van de locaties zijn de grondwaterstanden eind mei lager dan eind april. Deze trend wordt sinds begin maart waargenomen. In de voorbije maanden verminderde het aantal locaties met hoge grondwaterstanden en werden deze eerder normaal. In de loop van de maand mei zijn de grondwaterstanden verder gedaald zodat er ook meer locaties met lage grondwaterstanden werden vastgesteld. Historisch zijn de grondwaterstanden echter nog steeds vooral hoog en normaal. Ook voor de tijd van het jaar zijn de grondwaterstanden vooral normaal en hoog. De dalingen zijn goed over Vlaanderen verspreid met uitzondering van het zuiden van Limburg en centraal Oost-Vlaanderen. Lage grondwaterstanden bevinden zich aan de kust en in het zuidoostelijk deel van Vlaanderen.
We verwachten volgende maand een verdere daling van de grondwaterstanden. Bij droog weer kunnen er op een beperkt aantal locaties zeer lage en geen zeer hoge grondwaterstanden voorkomen. Bij normaal weer verwachten we op een beperkt aantal locaties zeer hoge grondwaterstanden en bij nat weer kan op 1/5de van de locaties, vooral in het noordoostelijk deel van Vlaanderen en in Oost-Vlaanderen zeer hoge grondwaterstanden voorkomen.